trent de geschiktheid voor de krijgsdienst te land en te water; ƒ dat van 8 Mei 1862, Staatsblad no, 46, houdende voorschriften tot verdere uitvoering van de wet betrekkelijk de nationale militie, en g dat van 27 Junij 1862, Staatsblad no. 132, waarbij de reis- en verblijfkosten wegens reizen ter zake van de nationale militie worden geregeld.
Het werkje bevat 3o. een kort en duidelijk alphabetisch register, dat de raadpleging van de wet gemakkelijk maakt.
Het boekske houdt 4o. in Aanteekeningen. Maar deze zijn van zoo weinig aanbelang, dat zij dien naam niet verdienen. Zij zijn zoo onbeteekenend, dat zij zelfs niet het flaauwste denkbeeld geven van de beginselen, waarop de wet steunt en van het doel der verschillende bepalingen. Zelfs wat omtrent de uitvoering en toepassing der wet door de regering is aangevoerd, zal men te vergeefs in deze aanteekeningen zoeken. Wij gelooven gaarne, dat het minder het doel was van den verzamelaar om eene commentarie over de wet te schrijven, dan wel om haren inhoud te doen kennen. Maar indien men aankondigt de Wet met Aanteekeningen, dan mag men redelijkerwijs iets meer verwachten, dan hetgeen thans wordt aangeboden. De geheele geschiedenis der wet wordt in twaalf regels vermeld, en dat noemt men de wet aanteekenen! De vroegere uitgaven van den heer Schuurman voldeden beter aan dezen eisch.
H.