is vooruitgegaan, het is zeker wel die der staathuishoudkunde. Hoevele belangrijke monographiën en dissertatiën zijn sedert de heer Engels zijn werk het eerst in het licht gaf, in ons land niet verschenen! Om van geene andere uitgaven te spreken, mogen wij gerustelijk als de voornaamste noemen die van de heeren Weeveringh, van Voorthuijsen, Buijs, Koenen en Betz. Vooral het werk van den eersten bevat eene onuitputtelijke stof tot nadere bewerking. Maar dat alles heeft de schrijver ter zijde gelaten en hetgeen de heer E. thans heeft geleverd, het moge zijn eene vermeerderde editie van zijn werk van 1848, het mist nogtans alle eigenschappen, welke in eene verhandeling over belastingen moeten gezocht worden, namelijk grondigheid, studie, orde en degelijkheid, in één woord het mist eene economische beteekenis. De redenen, waarom in den loop der tijden deze of gene belastingen werden ingevoerd, gewijzigd of afgeschaft, haar invloed op verschillende takken van nijverheid, vooral op den landbouw, de mededeeling der staathuishoudkundige beginselen, waarop de verschillende belastingstelsels rusten - dat alles zoekt men in dit werk te vergeefs. En toch is een naauwkeurig, ernstig onderzoek naar de grondslagen van de belastingstelsels, welke in de verschillende gewesten van ons land tijdens de republiek werden gehuldigd en naar de oorzaken dier afwijkingen eene schoone taak voor een schrijver, die nar oorspronkelijkheid en belangrijkheid streeft. En toch was het stelsel, dat wij aan onzen genialen de Witt te danken hebben, die onvermoeid werkzaam was om orde, en billijke verdeeling ten opzigte der belastingen in acht te nemen, een stelsel, dat de bewondering van den vreemdeling wegdroeg, en dat onzen handel en nijverheid tot een ongekenden bloei en welvaart deed rijzen! Er kwamen tijden, waarin de belastingen zwaarder drukten op de burgerij en waarin het nijvere volk gebukt ging onder ondragelijke kwellingen, die op schrikbarende wijze
vermeerderden, toen een geweldige dwingeland, op wiens naam Nederland blijft sidderen, zoo lang het zijne onafhankelijkheid op prijs stelt, twee derde der schuld vernietigde en het staatsbankroet bespoedigde. Toen was Nederland het aan de uitstekende bekwaamheden van den minister Gogel verschuldigd,