hetzij den beoordeelaar mits deze in herinnering gebragt, dat dusdanig eene schets volstrekt niet door het publiek wordt geleverd, om dien vreemden held te vergoden; - dit moge elk lezer voor zich zelve doen - neen! Zijne daden worden hier geboekstaafd om ‘den krijgsmansgeest - in het algemeen - op te wekken, en onze jonge, aankomende militairen, zoowel als onzen jeugdige burgers, krijgsmansdeugden door voorbeelden in te prenten,’ alsmede ‘hun te wijzen op daden van moed, van beleid, van zelfverloochening, van trouw.’ De beoordeelaar scheide hier vooral daden van personen.
Vóór wij afscheid nemen van dezen 2en Jaargang, kunnen we onze ontveinzing niet terug houden, dat stukken als: ‘Variatiën op oude théma's,’ waarin, zij het volkomen waarheid zoo als hier het geval is, de mindere militair, de eenvoudige soldaat, zijnen tegenwoordigen staat en toekomstig lot, zoo duidelijk ziet afgespiegeld, in dit tijdschrift zeer misplaatst zijn: Op bladz. 429, onder anderen, lezen we: ‘Er komt een tijd dat hij, (de soldaat) niet meer meê kan; hij kan op zijn ouden rug en gebogen schouders het kastje en het potlood niet langer dragen; - dan komt hij op reform en hij wordt gepensionneerd. Helaas! wat is het lot van den gepensionneerden soldaat! Gaan we den levensloop van zulk een armen kerel na. Welk genot heeft hij gekend van zijne jeugd af, toen hij zijn eerste wapen, model 1815, op nam, tot hij zijn laatste, model no. 0, neêrlêi? Volg hem van de reveille tot den laatsten roffel. De reglementen op de inwendige- en garnizoensdienst liggen voor mij, en dan zie ik daar ook de exercitie-reglementen, - en als ik allen naga, dan blijkt het mij duidelijk, dat de man in een onophoudelijken rosmolen wordt rondgedreven, - van het eene appèl in het andere, van de inspectie naar de exercitie, van de exercitie naar de wacht, van de wacht op corvée; - zoo sukkelt hij voort van zijne jeugd tot zijn ouden dag, zonder levensgenot, zonder hoop, zonder toekomst.’ Bijaldien onze ‘jeugdige burgers’ deze regelen lezen, waarin hoegenaamd niets bemoedigends voor de toekomst te vinden is, waarschijnlijk zal dit alsdan hun drift om ‘soldaat te worden’ merkelijk verkoelen. Wij zeiden het vroeger: dergelijke ontboezemingen en beschouwingen keuren wij in het ‘Vaandel’ hoogstens af.
De twee eerste nommers van den 3en jaargang zijn hoogst