Anthologie uit Grieksche lierdichters, met biograghische inleidingen en ophelderende aanteekeningen. Naar het Hoogduitsch van H.W. Stoll, voor Nederlandsche gymnasia bewerkt door E. Mehler. Twee stukken. Groningen, bij de Erven C.M. van Bolhuis Hoitsema, 1859, 1860. In gr. 8vo. 326 blz. Prijs ƒ 3,20.
Van dichters vooral geldt wat toch ook eenigermate van proza-schrijvers waar is, dat de zoogenoemde historia literaria hen betreffende eerst dan aantrekkelijkheid voor den leerling heeft, wanneer zij door proeven wordt verlevendigd en aanschouwelijk gemaakt. Dit denkbeeld bragt dr. Mehler tot het in onze taal overbrengen van de Lyrische anthologie der Grieksche letterkunde van Stoll, die ook in Duitschland veel bijval gevonden heeft, inzonderheid wegens de aanteekeningen, die niet à la Minellius alles zoo voorkaauwen dat den leerling niets te denken overschiet, maar ook niet ontaarden in eenen geleerden commentaar, meer geschikt voor mannen van het vak dan voor leerlingen op een gymnasium. 't Spreekt echter wel van zelf dat Mehler meer levert dan eene letterlijke vertaling. Vooral ten aanzien der tekstlezingen is hij op vele plaatsen zelfstandig zijnen eigen weg gegaan. Had hij zijne pen hier en daar ook in de aanteekeningen meer vrijheid veroorloofd, vermoedelijk, ja zeker zou het boek er niet bij verloren hebben.
Deze twee stukken bevatten: het eerste de Elegiën en Epigrammen, het tweede de Melische, Chorische en Bucolische poëzij. De biographisch-literarische aanteekeningen aangaande de dichters, gelijk ook de literarisch-aesthetische aangaande de dichtsoorten, zijn zeer goed geschreven. Ware het hier de plaats tot bedenkingen, wij zouden er meer dan ééne hebben, b.v. op het gunstige oordeel over Sappho. Ook ware het, dunkt ons, niet ondoelmatig geweest, bij