hij een uitstekend regent is, die zich niet straffeloos laat beleedigen door een volk, dat er op uit is, om ieder oogenblik de traktaten te schenden en het gegeven woord te breken. Juist door zulk eene handelwijze als van onzen koning, kan er voor de natie iets goeds geboren worden, vooral nu het magtige Amerika en de alles overvleugelende Fransche adelaar, ons, nietelingen in materiële kracht, op zij trachten te dringen en van de baan te knikkeren, wij, die de eerste regten hadden, wij, die door de bemoeijingen van Willem II juist oorzaak zijn, dat de havens van Japan voor de vreemde natiën zouden geopend worden, doch ook wij, die thans in Japan veel minder vrijbeid genieten, dan de Engelschen en Amerikanen, die zich met de weinige vrijbeid, die de Hollanders genoten, niet tevreden wilden stellen en met hunne oorlogsvloot dreigden!! Daarom juichten wij er in, dat onze regering op eene beleefde wijze hunne voorstellen gedeeltelijk van de hand wees, omdat de ondervinding geleerd heeft, dat zij geen enkel traktaat nakomen en ieder oogenblik hun gegeven woord breken.
Onze regering heeft wel is waar genoegen genomen in het voorstel van Japan om de opening van twee havens en twee steden te mogen uitstellen, doch niet voor een onbepaalden, maar voor een bepaalden tijd, terwijl zij hem den tweeden eisch om de bevoegdheid terug te verkrijgen tot het verbod van uitvoer van ruwe zijde en een aantal andere bandelsartikelen ten eenenmale heeft ontzegd, daar zulks den handel met Japan geheel zou vernietigen.
Dit, tot inleiding van het werk dat wij hier aankondigen. Bijna onnoodig is het om te getuigen, dat deze pennevrucht des heeren van Doren een zeer gunstigen indruk op ons gemaakt heeft, en dat wij ieder die iets meer over Japan, zijne zeden en gewoonten wil weten, dan de vertelseltjes waarmede men zich een tijd lang vermaakt heeft, aansporen om zich dit werk aan te schaffen, dat op eene bewonderenswaardige wijze met een onpartijdigen geest geschreven is en waarin de schrijver nu eens den Japannees en dan weder den vreemdeling regt laat wedervaren, al naar mate deze of gene hoofdaanleggers van botsingen en misdrijven geweest en waarvan helaas de vreemdelingen niet vrij te spreken zijn, volgens hetgeen de schrijver ons op vele bladzijden mededeelt.
Om echter in weinig woorden hun karakter jegens de