woorden wil, maar door zijne vrouw omvat wordt en den mond gesloten met kussen.(!!)
Deze romantische schets is onnadenkend ter neder geschreven en mist ten eenemale duidelijkheid; immers van af bl. 25, alwaar wij Emma de zege zien behalen op de adelijke jonkvrouwe, tot op bl. 36 worden bespiegelingen gewijd aan en tafereelen geschetst van teruggekomenen uit den strijd en van hen, die te vergeefs de uitgetrokkenen zoeken. Deze afdwaling is op zulk een gering aantal bladz. - 45 - nog al belangrijk te noemen; de geschiedenis van den held des verhaals wordt dan ook daarna in allerijl ten einde gebragt.
De krijgsgevangenen worden - bl. 1 - geëscorteerd, ongewapend, en toch ‘blikken ze verachtend om zich heen, gereed om met verbonden arm naar het zwaard te grijpen,’ ('t welk er niet is) ‘om zich door te slaan, en aldus de vrijheid te bevechten’ (!). Zij trachten dus ‘teleurstelling en wrevel in onmagtige verbittering maar door knarsetanden lucht te geven.’
Op bl. 5 vinden wij dat het te zeer in strijd is met den trots van het adelijk meisje, ‘om de bruid te worden van eenen eenvoudigen luitenant....’ Is deze eenvoudigheid bedoeld op den rang of de persoon?
Op bl. 7 breekt eindelijk de gewenschte dag aan, ‘waarop hij (de luitenant) de gelegenheid zal vinden, om op eene waardige wijze te voldoen aan de voorwaarden, welke hem door zijne aangebedene zijn gesteld;....Het teeken tot den aanval wordt gegeven. Onstuimig’ (dus niet met beleid) ‘en de eerste van allen rukt hij tegen den vijand op,’ (is hier sprake van eenig veldheer of opperbevelhebber?) ‘en door zijn voorbeeld aangevuurd volgen hem zijne soldaten.’ Edoch, weinige oogenblikken daarna ‘bevindt hij zich.....afgesneden, omsingeld, gewond, gevangen.’
Wij vonden tevens enkele zinstorende- en drukfouten.
Als boekwerk kan het volstrekt niet op aanbeveling aanspraak maken, daartoe is het verhaaltje te smal; ware de stijl bloemrijk, de lectuur door sierlijke uitdrukkingen veraangenaamd, dan ware deze romantische schets voor de opname in eenig tijdschrift aan te prijzen geweest; thans leggen we het onvoldaan ter zijne.
x2.