Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHerinneringen uit de loopbaan van een Indisch officier; door W.A. van Rees. Twee deelen, met platen. 's Gravenhage, bij M.J. Visser. Leiden, bij de Firma van den Heuvell & van Santen, 1863 (1862?). In gr. 8vo. Prijs ƒ 4,50.Dit werk is eene dubbele aanbeveling overwaard: de naam des schrijvers, zoo gunstig bekend, bekend, en de titel. Op eigenaardige wijze kondigt de schrijver in zijn ‘Voorwoord’ aan, waarom hij schrijft: ‘Waarom ik dan schrijf? - Wel, ik denk mij twintig jaren terug. Had ik toenmaals een dagboek van een Indisch officier in handen gekregen, ik zou het van a tot z doorgelezen hebben, al was het ook nog zoo onbeduidend geweest. Doch er bestond niets wat naar een journaal geleek. Om dus bijzonderheden van het intieme militaire leven in Indië te vernemen, moest men afgaan op mondelinge overleveringen, die enorm veel hadden van fabels, even als de oude geschiedenissen van elk volk. Die mondelinge mededeelingen hadden bovendien altijd zulk een vreemde tint, dat er spoedig twijfel ontstond, aangaande de waarheidsliefde van den verteller. Wat was daarvan het gevolg? De oosterling, ondekkende dat men de waarheid niet geloofde, bedacht leugens, en smaakte het genoegen die als waarheden te zien annemen; - ik heb het zelf bij ondervinding. Wel is waar is het geheimzinnige kleed, dat vroeger over de kolonie hing, thans nagenoeg geheel weggenomen: bijna ieder verbeeldt zich nu de Oost wel te kennen; maar dagboeken, herinneringen, vooral van oud-militairen, zijn nog even zeldzaam als in mijn jeugd. Dit, geachte lezer! is de voornaamste reden, waarom ik - Robert - die nooit anders dan dienstbrieven en administratieve stukken expedieerde, thans mijne herinneringen de wereld instuur. Beschouw ze s.v.p. als een gepensionneerd restantie van | |
[pagina 452]
| |
een Indisch officier, die tot het schrijven gekomen is, omdat hij met niemand behoefde te concurreren; maar die ook dadelijk zijn bajonet zal afslaan, als bekwamer pennen - zoo drukken zich immers de schrijvers uit, al bezitten ze soms ook een onbegrensde verwaandheid - met gloeijender kleuren, scherper tinten,rijker schakeringen, enz. datgene afmalen, wat ik zonder veel omhaal van woorden, op mijn manier, uit het geheugen zal opschrijven.’ En dat heeft de schrijver dan ook op ‘zijn manier’ gedaan. Noch veel omhaal van woorden, noeh woordenpraal, noch tafereelen op dichterlijke wijze geschakeerd, treft men in deze ‘herinneringen’ aan. Ze zijn op humoristische wijze ter neder geschreven. De naïve uitdrukkingen der inlanders zijn getrouw terug gegeven; de lezer oordeele: bl. 48, 2e deel, een maaltijd, onder voorzitterschap van den gouverneurgeneraal wordt gehouden; na de utigesproken toast van Zijne Excell. volgde een driewerf ‘hoerah! leve de koning!’ ‘Zoodra de gouverneur-generaal op-staat en alle gasten de beweging volgen om naar de danszaal te trekken, werpen de singo's’Ga naar voetnoot(1) - inlandsche jongens als knechts - ‘zich op de leeg gemaakte stoelen. Het gaat niet zonder duwen en dringen, ja zelfs niet zonder twist: want die plaatsen zijn een stantje waard. Lekkere wijn, de beste schotels, de fijnste gebakken, en dan de eer om op den warmen stoel van een hoofdambtenaar te mogen zitten! ‘Voor wat jij mij drukken? ik eerst hier.’ ‘Perrek! (verrek), jij drukken mij.’ ‘Ik perrek met jou, tau! (hoor je).’ ‘Diam! (stil) roept een derde, jij niet beskaam?...sss...èk!’ Bl. 140, 2e deel: Krijgsman is de naam van een sinjo - klerk op een residentie-kantoor - die verliefd is op een inlandsch meisje, Nette-ko; hij verwisselt in 't spreken dikwerf de g met de h, de volgende brief was door hem aan Nette-ko geschreven: ‘No. 1. Samarang, den 15 Maart 1843. Bijlage Geen. Mijne siele vriendinne! Godinne van mijn haart en heerlijke bloem van Samarang en ommelanden! | |
[pagina 453]
| |
Neem ik de vrijheid te dienen. Mijn haart is geheel vermolmd van het vuur, mijne gebeentens van het goede gevoelen, de trouw en eeuwige liefdegloed van Uw Edel Gestrenge, zekerlijk toch te hebben liggen sugten en kermen, de borst opgepropt in verdriet, knagende te sweeren. Helaas! Uw Edel Gestrenges oogen, als ligjes die stralen, verhelderen alle dagen van mijn leven te hoopen, hoeveel meer des nachts te solliciteeren. Ik weet niet, o lieve Nette-Ko! wat in mij is omgaat, sedert ik bij u ben gedanst een wals, drie konterdans en een minnewet, en bennen samen bij malkaar geweest in de sociteit, mijn goofd en kop als draaijende zij geworden; mijn haart te barsten. Ik niet meer kan schrijven op den kantore van den resident, want mijne oogen is seer, en mijne pen is mij gelijkende swaar als een klapperboom, mijne beenen zeggen knik, knak, knootje! en ik niet ben kunnen loopen. Dus ik u vriendelijk verzoek mijne liefde te willen gelieven, de consideratie beschouwen met mij eens te bezoek te begunstigen, anders ik dood ga. Helaas!!! Helaas!!! Uw Edel Gestrenge trouwen minnaar en beminden zielevriend de minnaar De ‘herinneringen’ zijn alzoo zeer lezenswaard; de druk is niet net, de letter is te zwaar; de platen zijn fiks geteekend en zeer goed gelithographieerd. x2. |
|