Wie maar eenigzins er mede bekend is, wat de beoefenaar der historie aan den arbeid van archivisten en oudhiedkenners verschuldigd is, hoe hij vaak in 't duister moet rondtasten, omdat in vroegere tijden die studie verwaarloosd is, die zal op hoogen prijs stellen, wat tegenwoordig op dat gebied der wetenschap wordt verrigt en geleverd.
De archivaris van Amsterdam en van Noord-Holland, dr. P. Scheltema, is een van de geleerde, geduldige en naauwkeurige onderzoekers in ons vaderland, die bijzonder aanspraak op onze dankbaarheid hebben. Om niet te gewagen van 't geen hij vroeger reeds leverde, wijzen wij op het vierde deel van zijn Aemstels Oudheid, dat wij thans aankondigen. Waarlijk, daarin zien wij gestaafd, wat wij pas beweerden, dat de studie van den archivaris over het algemeen niet dankbaar is, al is 't ook, dat hij nu en dan ook rijke resultaten van zijn arbeid verkrijgt. Er valt niet aan te twijfelen, of er is vrij wat snuffelens, vrij wat onderzoeks noodig geweest, alvorens de copij voor dit deel gereed was, maar wat is die moeite soms schraal beloond! Neem maar tot voorbeeld het stuk, waarmede dit deel geopend word, het Rapport van Z.M. den Koning over de veroverde vlaggen des rijks (??), geplaatst in 's konings paleis te Amsterdam; hoe belangrijk ook, geeft het immers weinig resultaat, als men nagaat, hoeveel moeite er aan besteed is!
En zoo is er meer, ook in dit deel, wat niet gezegd wordt om de verdiensten van den geleerden archivaris te verkleinen, maar integendeel, om zijn arbeid te doen op prijs stellen.
Als de belangrijkste stukken, welke ons worden geschonken, noemen wij de mededeeling over het Reguliersklooster bij Amsterdam; de levensbeschrijving van den Amsterdamschen schilder Jan Gerritszoon van Bronckhorst, die zich naam gemaakt heeft door meer dan een door hem geschilderd glas, als ook door het schilderen van de orgeldeuren in de Nieuwe Kerk; verder de medegedeelde correspondentie van Nicolaas Witsen, waarop wij in een volgend deel het vervolg wachten; het berigt over de groote vischmarkt, door den schrijver vroeger geplaatst in de Holland van 1850, en - om niet meer te noemen - de opgave van eenige opmerkelijke posten uit de oude thesauriers rekeningen van de jaren 1550-1560.