Over het aandeel der Semietische volken in de geschiedenis der beschaving. Openingsrede van den cursus van Hebreeuwsche, Chaldeeuwsche en Syrische taalkunde aan het collège de France, door Ernst Rénan, lid van het Instituut. Naar de vierde uitgave vertaald. Te Amersfoort, bij A.M. Slothouwer, In groot 8vo., 23 bl. Prijs ƒ 0.30.
Deze redevoering is zeer vermaard geworden, omdat zij ten gevolge heeft gehad, dat de lassen des hoogleeraars op hooger last werden gesloten, nog eer zij geopend waren. En kan ons dat verwonderen, als wij hier lezen: ‘Midden onder de groote gisting, waarin de Joodsche natie onder de laatste Asmoneërs gedompeld was, gebeurde in Galilea de meest buitengewone zedelijke gebeurtenis, waarvan de geschiedenis de herinnering bewaard heeft. Een onvergelijkelijk mensch, zoo groot, dat, al moet hier alles uit het oogpunt der stellige wetenschap beoordeeld worden, ik hen niet zou willen tegenspreken, die getroffen door den buitengewonen aard van zijn werk, hem God noemen, bewerkte eene hervorming van het Jodendom, die zoo diep, zoo eigenaardig was, dat zij eigenlijk eene geheel nieuwe schepping moest genoemd worden. Opgeklommen tot den hoogsten godsdienstigen trap, dien ooit eenig mensch bereikt heeft, zich tot God in de betrekking van een zoon tot zijnen vader beschouwende, aan zijne taak gewijd met een geheel vergeten van al het overige en met eene zelfverloochening, die nooit zoo verheven is aan den dag gelegd, eindelijk slagtoffer van zijn denkbeeld en na zijnen dood goddelijk vereerd, grondvestte Jezus de eenige godsdienst van den geest, ontdaan van alle priesterschap, van alle eeredienst, van alle plegtigheid.’
Vraagt men of wij van de zijde der Christus-beschouwing ons zegel aan deze woorden zouden hechten, - we zeggen volmongid: neen! Niet omdat er één woord onwaar door ons in wordt gevonden, maar omdat zij naar onze overtuiging niet genoeg zeggen. Dat: ‘na zijnen dood goddelijk ver-