Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 444]
| |
deze Mededeelingen lezen, al zijn ze over het algemeen wat eentoonig. Bij de andere offers door hen gebragt ten behoeve van de in hun oog goede en noodige zaak, zullen zij ook wel dat des gedulds willen voegen. De correspondentie van verschillende missionarissen, welke men in dit tijdschrift heeft opgenomen, is niet minder maar ook niet beter dan vroegere; uit haar spreekt de getuigenis, dat zoowel het Genootschap, als de zendelingen ijverig werkzaam zijn, maar zij is niet van dien aard, dat zij voorstanders der zendingszaak zou kunnen maken van hen, die er tot nu toe nog niet veel mede op hebben. Intusschen komt Ref. die niet aarzelt zich onder laatstgenoemden te rekenen, er voor uit, dat hij in de houding van het genootschap grooten vooruitgang bespeurt, en dit op den goeden weg gelooft naar 't geen een Protestantsch genootschap wezen moet. Hoe minder het nadruk legt op wat eene zekere rigting het specifiek christelijke noemt, des te grooter kans op goeden uitslag is er. En dit niet alleen; maar ook, hoe minder men het tot de taak des zendelings rekent, het aantal naamchristenen te vergrooten, hoe minder men werk maakt, om toch maar zooveel mogelijk heidenen door den doop in te lijven bij het christendom, of eigenlijk bij de kerk, hoe meer men de goede elementen gaat waarderen, welke in de godsdiensten der heidenen noodzakelijk te vinden moeten zijn, en deze gebruikt als fondamenten, waarop kan worden voortgebouwd, - zooveel nader zal men zich ook aan den goeden weg bevinden. Het christendom kan de algemeene godsdienst der menschheid worden, maar niet langs den weg der geforceerde bekeering, maar niet dan op voorwaarde, dat men in het christendom velerlei nuances toelate, zooals er bestaan hebben van den beginne af, zooals er nog tallooze bestaan in de Europesche kerk. Elk klimaat, elke nationaliteit, elke trap van beschaving, elke godsdienstige voorbereiding heeft bijzondere eischen, waaraan moet worden voldaan, en welke bepaalde nuances in de christelijke belijdenis doen ontstaan. Zoo als gezegd is, het blijkt dat het genootschap er toe overhelt, om dit te gaan inzien. Moge het op dezen weg vorderingen maken, dan zal het ook hoe langer zoo meer | |
[pagina 445]
| |
op veler medewerking mogen rekenen. Als de zending zich tot taak stelt enkel het zooveel mogelijk bevorderen van christelijk leven onder al de volken der aarde, als zij zich vrijmaakt van alle dogmatisch vooroordeel, dan kan zij geen tegenstanders onder de christenen hebben. Zulk eene zending zal zelfs geen bestrijder vinden in den heer van Limburg Brouwer, tegen wien in deze mededeelingen wordt gepolemiseerd. Maar dan moet zij niet excluderen, dan moet zij met even veel regt een groot deel der christenen, ja zelfs der christelijke zendelingen blind kunnen noemen; dan moet zij zoo ruim en mild zijn, dat zij des noods pogingen wil aanwenden, om de christelijke beginselen ingang te doen vinden, al ware het ook onder de vormen van een gezuiverd Buddhisme. Het koninkrijk der hemelen kan toch aan geen naam gebonden zijn, en de Buddha was toch grooter geestverwant van den Christus, dan er onder millioenen christenen te vinden zijn. Het aangehaalde woord van den heer van Limburg Brouwer bevat eene onloochenbare waarheid: ‘Zoolang gij den Aziaat niet tot Europeaan in den volsten zin des woords hebt herschapen, zoolang kan ook de prediking uwer eigene Europesche godsdienst niet alleen geen invloed hebben op hun maatschappelijk bestaan, maar zoolang zal ze ook geen uitwerking hebben hoegenaamd.’ Wat daartegen ingebragt wordt door de redactie dezer Mededeelingen (Deel VI, pag. 19) houdt volstrekt geen steek, ja verraadt eene zonderlinge onbekendheid met de geschiedenis van de vestiging en uitbreiding der christelijke kerk in Europa. Alsof er niet afgeweken zou zijn van het Joodsche christendom! Daarenboven wordt de πληϱωμα ϰῶν χαιϱῶν geheel over 't hoofd gezien, welke bij de vestiging en uitbreiding van het christendom zooveel gewigt in de schaal legde, en welke door niets bewezen wordt thans bij de heidenen te bestaan. Nogmaals, het christendom kan de godsdienst der wereld worden, maar vele van de vormen, waaronder wij het belijden, zijn Europesche vormen, welke men niet aan Aziaten en Afrikanen moet opdringen. Met de bede, dat de zendelingsgenootschappen dit hoe langer zoo meer zullen gaan begrijpen, en daardoor met aanhoudend toenemenden goeden uitslag arbeiden zullen aan | |
[pagina 446]
| |
de uitbreiding van het koningrijk Gods op aarde besluit Ref. deze aankondiging. D. |
|