boekhandel van P. Engels, 297 bladz., prijs ƒ 2,90). Zij gaat uit van het gevoelen, dat de Hebreeuwsche poëzij zich in twee afzonderlijke takken splitst, de lyrische en de didactische of gnomische, die als chokma ‘het leven en al zijne betrekkingen zocht te regelen en te besturen door de gegevens der ervaring.’ De geschiedenis dier levensphilosophie in haren geest, hare uitingen en vormen wordt in dit zeer geleerde boek nagespoord, vooral ook in verband tot den tijd, waarop die schriften des O.V. zouden zijn opgesteld, waarin die chokma is nedergelegd: de Spreuken, Job en de Prediker, en onder de Apocryphen de Spreuken van Jezus Sirach. Het boek is alleen geschikt voor de godgeleerde wereld, en voor deze nog alleen in zoover de theologen hunne opzettelijke studie maken van de Oud-Testamentische taal en letterkunde, zoodat wij dit tijdschrift de plaats niet achten voor beoordeelend verslag. ‘Dat kon de interpolator niet gebeteren’ is een voor de schrijftaal min aanbevelenswaardig woord, bladz. 238 uit de spreektaal overgenomen.
Onder den titel: De godsdienst aan het krankbed, heeft de Delftsche onderwijzer in de godsdienst T. Spuijman Az., eenige Woorden van troost in lijden uitgegeven (te 's Hertogenbosch, bij G.H. van der Schuijt. Naar aanleiding van bezoeken door hem bij kranken afgelegd, van bezwaren door hen geopperd, van gesprekken met hen gehouden. Moge er al niets in het boekje zijn, dat niet tallooze malen gezegd en geschreven is, toch verdient het allen lof wegens den warmen Evangelischen toon, die in de vertoogjes heerscht. Zij hebben de groote verdienste, dat zij kort zijn: een zieke wordt in den regel gesticht door eene korte, maar vermoeid door eene lange lectuur. Met het oog echter op bedlegerigen, of ook zieken in het algemeen, die niet te veel licht kunnen verdragen, zouden we de letter veel grooter en zwaarder begeerd hebben. Men had daarop behooren te denken.
Ons werd toegezonden het Eerste stukje van den Negentienden jaargang der Bijdragen ter bevordering van christelijk leven, door M.A. Amshoff en W. Muurling. Van dit gedeelte dezes reeds lang en gunstig bekenden tijdschrifts maken