het in eene gevoelde behoefte voorziet. Het spreekt echter van zelf, dat men ook verzamelingen van liederen noodig heeft. Hierin is de schrijver het met ons eens; want zijn werkje dient slechts, om de leerlingen bekend te maken met de meest gebruikelijke toonvallen, en aldus den grond wel toe te bereiden, alvorens tot zaaljen over te gaan.
Ofschoon nu de heer Koster, naar ons bescheiden oordeel, goed geslaagd is in de zamenstelling van zijn practisch leerboek, mogen wij niet verzwijgen, dat de stijl van zijn voorwoord (lees: voorberigt) zeer veel te wenschen overlaat, althans voor een' onderwijzer, wien de regels der Nederlandsche taal (zie art. 1, letter e der wet van 13 Aug. 1857) behooren bekend te zijn. Op kleine onnaauwkeurigheden willen wij overigens niet vitten: de geachte schrijver zal ze zelf, bij eene aandachtige beschouwing van het gedrukte, wel ontdekken en, bij eventuëlen herdruk, naar wij vertrouwen, verbeteren.
De uitvoering doet der pers van den heer Behrns eer aan, en de prijs is niet te hoog gesteld. Wij wenschen dezen nuttigen boekjes vele koopers.
L.A.H.