op het bovenstaande niet van toepassing zijn. De zinnen zijn niet vol met laffe fouten en wanneer de onderwijzer zijne taak in zoo verre verstaat, dat hij zijne leerlingen rekenschap laat geven van elke verbeterde fout, dan kunnen deze opgaven werkelijk nut stichten en dienen, om de geleerde taalregels beter in het geheugen te prenten.
In het voorberigt voor den derden druk lazen wij: ‘Ook dezen derden druk, die op nieuw door den heer van Kuyk en mij zorgvuldig is nagezien, enz.
Deze uitdrukking kwam ons in een werkje, dat uitsluitend bestemd is om de kennis der Nederduitsche taal te bevorderen, niet zeer duidelijk voor.
Hoe kunnen genoemde heeren den derden druk op nieuw hebben nagezien?
Evenzeer geven wij den heer Allirol in bedenking, of de volgende uitdrukking Nederduitsch is:
‘Moge dit werkje bevorderlijk zijn, dat onze schoone moedertaal algemeen zuiverder geschreven worde, is onze hartewensch.’
Voorberigt: 300 volzinnen, 1e druk.
Mogt genoemde heer ons willen verwijten, dat wij bij voorkeur de voorberigten schijnen te hebben nagezien, dan antwoorden wij rondborstig:
‘Wij houden het voorberigt voor eigen werk; het overige is maar compilatie.
Inmiddels wenschen wij het werkje eenen nieuwen druk toe; 't zou ten minste een bewijs zijn, dat men de vaderlandsche taal meer en meer beoefende, terwijl die tegenwoordig nog al dikwijls voor eene vreemde eene plaats moet inruimen.