in hoeverre het gebruik van dit werkje aan te prijzen zij.
De ondervinding heeft ons geleerd, dat niet alle jongelieden zelfstandigheid genoeg bezitten, om hunne krachten in te spannen, en zelf te werken. Hoe menige schooljongen weet door allerlei kunstmiddeltjes de antwoorden der sommen magtig te worden en denkt alzoo in zijne onnoozelheid den onderwijzer te bedriegen. Ref. herinnert zich hier, een rekenboekje gezien te hebben, waarin bij de behandeling der gewone aftrekking, de antwoorden achter de opgaven geplaatst waren. Is de leerling aan de oplossing van de vraagstukken over de Meetkunst en behoort hij tot de zulken, - zoo als er velen zijn - die liever anderen voor zich laten denken, dan is het bovenstaande werkje een wezenlijk kwaad voor hem, en ware het beter dat zulk eene verleiding niet bestond.
Aan den anderen kant kan het boekje veel nut stichten in de handen van den aankomenden onderwijzer, die niet altijd gelegenheid vindt, om onderwijs in de Meetkunde te erlangen, die zich zelven wil oefenen, en dan wel eens zwarigheden ontmoet, welke hij in dit werkje kan opgehelderd vinden.
Behalve dit, zullen er nog hoofdonderwijzers genoeg gevonden worden, die deze oplossingen als raadsman kunnen gebruiken; en nu komen wij tot de beantwoording der vraag: hoe zijn de vraagstukken opgelost?
Naar onze meening heeft men zich bij de oplossing zeer goed van zijne taak gekweten, en zouden wij het bovenstaande werkje verkiezen boven een dergelijk, in der tijd bij den heer Weijtingh te Amsterdam uitgekomen. Zelfs heeft men van sommige vraagstukken meer dan eene oplossing gegeven.
Wanneer men hierbij bedenkt, dat er 337 figuren in dit werkje voorkomen, de druk zeer helder en duidelijk is en de prijs niettegenstaande de 323 bladzijden slechts ƒ 1,25 bedraagt, dan zal men moeten bekennen, dat het alle aanbeveling verdient. Dit neemt niet weg, dat wij in het gebruik alle mogelijke omzigtigheid aanraden, en den koopers en gebruikers welgemeend toeroepen:
‘Gebruikt het niet dan in den hoogsten nood!’
B.
des Ch.