Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
ten’ niet. Die toon is zelfs voor jonge lieden, wier hoofddoel immers nog het vermeerderen hunner kundigheden is? - zoo hoog, dat wij er, niet uit vrees evenwel, voor uit den weg gaan. Slechts een paar aanhalingen geven we, het aan 't gezond verstand onzer lezers overlatende, wat zij van deze zich noemende ‘opmerkingen en gedachten over zaken van algemeen belang’ te denken hebben. ‘Zoo God almagtig is, kan hij òf van zijne almagt gebruik maken òf niet. Maakt hij nu van zijne almagt gebruik, die hij natuurlijk niet anders dan ten goede kan doen strekken, dan bekent hij daardoor dat hij de wereld niet volmaakt geschapen heeft; want daar hij alwetend en alziend is, heeft hij de gebreken natuurlijk bij de schepping reeds kunnen voorzien en was 't derhalve zijn pligt geweest’ - het staat er! - ‘eene andere en betere wereld te scheppen. Maakt hij er echter geen gebruik van, en blijkt het zoo als tot dusverre geschied is, dat de natuur volgens vaste en haar eigene wetten geregeerd wordt, dan heeft hij die almagt en hebben wij hem niet noodig.’ Ten aanzien van de wonderen van Jezus vragen de studenten: ‘in wat opzigt is die (de christelijke) leer verkieselijker, omdat haar verkondiger en leeraar er wat goocheltoeren bij heeft verrigt?’ Met betrekking tot Christus' geboorte heet het: ‘Zoude 't waar zijn dat Christus eene bovennatuurlijke geboorte gehad heeft, en dat hij een voortbrengsel is van de gemeenschap des Heiligen Geestes (d.i. God) met Maria de verloofde van Jozef? Zoo dit waar is, moet ik opmerken, dat God eene betere keuze had kunnen doen, want dat hij van twee kwaden 't minste kwaad had moeten kiezen, daar er minder oneer en schande gesticht wordt, door in plaats van eene verloofde bruid, eene onverloofde maagd tot dat doeleinde te gebruiken. In 't laatste geval toch wordt slechts ééne persoon, terwijl in 't eerste twee personen ongelukkig worden, en daarenboven Maria, de bevoorregte moeder van dat kindeke Gods, blootgesteld wordt aan de verwijtingen van haren aanstaanden echtgenoot, die natuurlijk met zulk eene geschiedenis niet regt ingenomen zal zijn.’ Hoe men ook voor de hier aangevoerde ‘zaken’ denke, voorzeker zal zulk een onwaardige toon van sarkasme iederen | |
[pagina 401]
| |
weldenkende hinderen, en wij kunnen ons niet begrijpen dat er kweekelingen onzer hooge scholen zijn, die zoo weinig achting voor zich zelv' hebben om zulken ‘nonsens’ (een woord van hen zelven) te laten drukken. Onzentwege mag het ‘latere te berde brengen van naijverige vraagstukken’ gerust achterwege blijven. |
|