XVIde eeuw was geen feit dat op zich zelf staat, maar slechts eene der levensuitingen in de Kerk; en het beginsel van ‘protesteren’ tegenover de aanmatiging van gezag zal blijven bestaan, zoolang de Kerk op aarde eene ‘strijdende’ is. En dit moet en zal zij uit den aard der zaak blijven, zoo lang de Evangelie-belijdenis, in welke vormen dan ook, woont in menschen, bezoedeld door gebreken van verstand en hart, miskenning van het eigenlijke wezen des Evangelies, heerschzucht en wereldzin. Eene eindelijke en algeheele ‘overwinning van het Protestantisme’ in den hoogsten zin zal gelijk staan met eene algeheele opheffing van het verkeerde in de menschen en de menschheid. Daarom gelooven wij er niet aan gedurende het bestaan der tegenwoordige aardsche huishouding, hoewel wij onzen bijval geven aan de bewering van den geachten schrijver, dat ‘de overwinning van het Protestantisme geene andere kan zijn dan eene zedelijke, eene heerschappij der waarheid en vrijheid door de vernietiging der logen en de opheffing van de slavernij der zonde’ - echter, zoo als er wordt bijgevoegd: ‘zoover zulks in den tegenwoordigen onvolmaakten toestand der menschen mogelijk is.’ Wij willen er niet over twisten, maar naar ons bescheiden oordeel sluit nu het eene het andere bepaald uit. De schrijver gelooft aan eenen eindelijken ‘triomf van het Godsrijk op aarde.’ Wij deelen in dat geloof, maar houden het er tevens voor, dat daarmede dan ook een ophouden van den tegenwoordigen staat der dingen, ten opzigte van het maatschappelijke leven der menschen op aarde onvermijdelijk zal moeten gepaard gaan. En wil nu de schrandere schrijver van dit boek daaraan den naam van ‘overwinning van het Protestantisme’ geven, - het is ons wél; in de hoofdzaak zijn wij het met hem eens, dat de vrije belijdenis der waarheid in de van haar uitgaande ontwikkeling tot christelijke volkomenheid nimmer te
wachten is van de beginselen door Rome voorgestaan, maar alleen van die, welke tegen Rome ‘protesteren.’
Dit boek heeft bij eene hoogst geregelde dispositie de onschatbare verdienste, dat het voet bij stuk houdt, zoodat de gang der redenering gemakkelijk wordt gevolgd. Men gevoelt het, dat de schrijver helder heeft gedacht en daarom in staat was tot helder schrijven. De aanteekeningen doen