De auteur heeft thans door zijn Jan Beitel onze letterkunde verrijkt met een verhaal voor het volk.
Het is niet gemakkelijk het volksleven te beschrijven, en slechts weinigen, waaronder Bitzius den eersten rang bekleedt, is het gegeven, dit te doen zooals het behoort. En heeft nu de heer Hoek, die in zijne vroegere geschriften ons meestal de kringen der fijnere beschaving binnenleidde, aan de eischen kunnen beantwoorden, die men een volks-schrijver stellen mag? Het is ons een waar genoegen ons vaderlandsch publiek te mogen verzekeren, dat in Jan Beitel schetsen uit het volksleven worden gegeven, even juist en waar, als schoon en leerrijk; en terwijl hier het volk wordt geschilderd zooals het is en spreekt in zijne eigen taal, is toch eene klip vermeden, waarop vele gestrand zijn; zorgvuldig heeft, namelijk, de auteur zich onthouden die werkelijkheid onbewimpeld weêr te geven, welke het rein gevoel en den goeden smaak kan belcedigen.
De talentvolle schrijver schetst ons in dit verhaal hoe een arme verwaarloosde timmermansjongen, in het kinderhuis opgenomen, door eene niet gemakkelijke jeugd, maar te gelijk door tusschenkomst van ware menschenvrienden, en zoo door de zorg van Hem, die 's menschen lot bestuurt, zich tot die hoogte vormt en ontwikkelt, dat hij eene eervolle plaats inneemt in de maatschappij.
Deze hoofdpersoon en zijne lotgevallen worden zoo waar geschilderd, dat, als de lezer hem vergelijkt met vele andere in het verhaal geschetste personen uit het volk, die de slagtoffers werden van ligtzinnigheid en zedeloosheid, hij zich magtig tot de deugd moet voelen aangetrokken, en erkennen zal, dat zij de hoogste waarde heeft, zoowel in de zelfvoldoening die zij schenkt, als in de kracht, die zij geeft om den mensch te doen beantwoorden aan zijne bestemming.
Vooral maakt eenvoudige natuurlijkheid eene groote verdienste uit van deze schetsen. Men leze eens het hoofdstuk: Een bezoek van liefdadige dames in de achterbuurt. Hoe juist en waar schetst de schrijver die smulpartij van Mie Beitel met man en kroost, de ontsteltenis die in het huisgezin heerscht, als eene gedienstige buurvrouw haastig achter de deur heen komt roepen: ‘Mie! gaauw, daar komen de juffers aan!’ - en bij de ontmoeting tusschen de