van het physiologische onderzoek. Van de bij die gelegenheid in het Italiaansch uitgesproken rede gaf de auteur, vooral in het belang zijner voormalige onder bovenstaanden eenigzins vertaling in het licht, die thans onder bovenstaanden eenig-zins gewijzigden titel, in het hollandsch overgebragt, bij de heeren Kemink te Utrecht is uitgegeven. De door den schrijver aan het physiologisch onderzoek gestelde eischen zijn hoofdzakelijk gelegen in vergelijkende waarneming, in naauwkeurdene proeven, in experimentaal-kritiek van elke uit het gevondene afgeleide gevolgtrekking en in het vermijden van teleologische verklaringen. Die bijzonderheden worden achtereenvolgens door den schrijver ontwikkeld en door het aanhalen van enkele voorbeelden, welke niet altijd van eenzijdigheid en overdrijving zijn vrij te pleiten, opgehelderd. Evenwel hecht steller dezes aan den inhoud van het kleine geschrift, dat zich noch door belangrijkheid, noch door nieuwe denkbeelden onderscheidt, veel minder gewigt, dan aan den lossen en levendigen stjl, waarin de schrijver zijn onderwerp behandeld heeft. De heer Corstiaan de Jong, die de vertaling op zich nam, had zich daarom te meer moeten bevlijtigen, om alle germanismen, waardoor somtijds onduidelijkheid, of zelfs onverstaanbaarheid werd veroorzaakt, zorgvuldig te vermijden. Dat deze onze aanmerking gegrond is, moge uit de volgende aanhalingen blijken. In het Voorwoord - ook dit is een hinderlijke germenismus - staat op regel 4 ‘passende verwerking’ in plaats van ‘toepasselijk gebruik of t. aanwending,’ om de woorden ‘angepasste Verwendung’ te vertalen, en aan het slot dier voorrede wordt het woord ‘Zaghaftigkeit,’ hetwelk dáár ‘angstvalligheid’ beduidt, door het veel zwakkere ‘beschrondheid’ vertaald.
Op b1. 3 van den hoogduitschen tekst wordt van beroemde ontleedkundigen gezega, dat zij ‘die festen Grundsteine leg-ten, über welchen sich alle spätere Arbeiten zur Vervollkommnung der Anatomie erheben;’ die tweede alinea wordt vertaald, ‘waarover alle latere arbeid ter verdere volmaking van de ontleedkunde zich verheft.’
Op bl. 10 wordt van ‘jonge verzorgers der wetenschap’ gesproken, terwijl jeugdige beoefenaars der wetenschap ‘junge Pfleger’ bedoeld worden. Op de eerstvolgende bladzijde wordt onder de loffelijke eigenschappen der italiaansche taal ook haar