De Christelijke Kerk en Maatschappij, in 1861, door F.P.G. Guizot. Uit het Fransch. (Te) Deventer, (bij) A. ter Gunne, 1861. In gr. 8vo. Frijs ƒ 1,25.
Wie dit geschrift ter hand nemen zullen door den inhoud niet verrast worden. De denkbeelden van Francois Pierre Guillaume Guizot over zaken van kerk en staat zijn alom bekend, in onze dagen vooral na zijne repliek, 24 Jan. 1861 op pater Lacordaire's intreerede als lid der Fransche akademie gevoerd. Behoudsman uit vrees voor grooter kwaad, legitimist uit een overdreven en daardoor verkeerd regtvaardigheidsgevoel, toont Guizot zich in deze brochure denzelfden man, die hij als minister van Louis Philippe was, den man, in wiens zin - om de woorden van mr. J.R. Thorbecke te gebruiken - orde wederstand tegen, en niet regeling van de vrijheid is. Al hebben zijne eigen lotgevallen hem kunnen leeren, ‘dat het gevaar, betwelk men van verandering vreest, soms juist in het niet veranderen ligt,’ toch blijft hij ook in de dagen zijner grijsheid, de man die uit behoudzucht behouden wil en de revolutie vreest, op welk gebied zij zich ook vertoont.
Het geschrift dat wij in deze regelen aankondigen is eene polemiek zoowel tegen de moderne beweging op godsdienstig terrein, als tegen den loop dien de Italiaansche zaken genomen hebben, vooral tegen de politiek van wijlen den grooten Cavour. Het zal waarschijnlijk hoogst welkom zijn aan allen die met den schrijver geen heil zien in den vooruitgang, maar zonder twijfel niemand overtuigen die er anders over denkt. Sommige argumenten toch van den oud-minister ziju terstond als zeer zwak te erkennen, en andere blijken bij eenig nadenken niet beter te zijn. Wij willen maar een paar zaken noemen, en wel eerst het gebruik dat van twee citaten van Edmond Scherer en van Colani gemaakt wordt, welke tot de conclusie moeten brengen, dat deze en andere groote mannen van hunnen stempel - rationalisten en scepticisten worden zij genoemd - aan de wezentlijke verdienste van hunne redenering en van hunnen twijfel twijfelen. Ieder zal à priori wel durven zeggen, dat dit niet zoo wezen kan, en ieder die inzage van de citaten neemt, zal aan deze eene vrij wat gewijzigde verklaring geven. Ieder - maar neen,