ergernis gegeven had door verwerping van het feit van 's Heilands verrijzenis uit den dood. Ten einde nu alle beschuldiging deswegens af te snijden, besloot Loman het corpus delicti zelf ten onderzoek te geven, de preek zoo als zij door hem was uitgesproken, in het licht te geven. En hij deed dit met een antwoord op den Hoogduitschen ‘offenen Briefe,’ hier mede door ons aangekondigd. Dàt die brief geschreven werd verblijdde den man, tegen wiens rigting Lentz optrad. ‘Zoo,’ schrijft hij, ‘gevoel ik levendiger dan anders, dat men, met meeningen die geheel aan de mijne tegenovergesteld schijnen, toch een even stevigen geloofsgrond, hetzelfde besef van zekerheid en vastheid kan bezitten, als waardoor ik zelf mij gelukkig gevoel. Mij dunkt, het is goed dat wij zulke ervaringen maken. Hoe ligt toch zou anders de dwaling post vatten in het ijdele hart, alsof de ware rust, waarin wij ons geluk vinden, onafscheidelijk ware van onze denkbeelden en begrippen.’ En wat den inhoud aangaat, prof. Loman is van oordeel, dat in den brief van ds. Lentz ‘veel waar is, - maar dat ook door hem niet is betwist; veel teregt schijnt betwijfeld - maar dan ook door hem niet als ontwijfelbare waarheid is aangenomen; veel eindelijk met schijn van grond beweerd is, - maar dan ook eene nadere bespreking zou noodig maken.’ Overigens spreekt het wel van zelv', dat wij hier niet treden kunnen in de vraag naar de al of niet realiteit van Jezus ligchamelijke opstanding; doch dit is zeker, dat Loman niet moet zeggen: ‘het was mij (namelijk in de preek) niet te doen om het bedoelde wonderbare feit te loochenen,’ want dat doet hij wel degelijk. ‘Ik tastte niet de gebeurtcnissen aan in het bijbelsch verhaal gemeld,’ - maar wel gaf hij er eene uitlegging aan, waarbij het objectief-historische geheel wordt opgelost in subjectieve voorstelling. Dat Jezus
‘leeft’ - niemand legt der moderne theologie ten laste dat zij het ontkent; maar dat is gansch iets anders dan dat de aan het kruis op Vrijdag namiddag gestorvene, op Zondag morgen het leven weder heeft aangenomen naar de magt Hem van den Vader daartoe gegeven. Aan het laatste denkt het gros der gemeente, ten minste onzer Hervormde, en zeker ook wel der Ev.-Luthersche; bij het woord ‘opstanding.’ En dit noemt prof. Loman iets dat hij ‘heeft afgelegd nu hij