Gelijk de tekst aanduidt, is de ‘open brief’ gerigt tegen het bekende opstel in de Gids, waarin prof. Loman ten vorigen jare het feit van Jezu's ligchamelijke verrijzenis uit het graf heeft bestreden. De eerw. Lentz, evangeliedienaar in het kerkgenootschap, aan welks seminarie de hoogleeraar Loman de godgeleerdheid onderwijst, meende dien aanval op hetgeen in zijn oog grondwaarheid is in het christendom, niet onbestreden te moeten voorbijgaan. Waarom hij daartoe de pen opvat, ontwikkelt hij met groote bescheidenheid in het eerste gedeelte dezer brochure, terwijl het andere, grootere, gewijd is aan de bezwaren, die hij tegen het door prof. Loman voorgedragene gevoelen heeft. Teregt merkt hij aan dat de vorm van het opstel in de Gids niet gedoogt, het van stap tot stap te volgen. Wij kunnen dat in deze aankondiging even weinig doen, want dan zouden wij moeten treden in eene wetenschappelijke behandeling van de geheele zaak, zoowel als historisch feit, als insgelijks in hare betrekking tot de evangeliewaarheid.
Lentz bepaalt zich tot deze vier punten: tegen wie is de verhandeling van Loman eigenlijk gerigt? - Voor welk standpunt gordde hij de wapenen aan? - Welk feit bestrijdt hij eigenlijk? - in hoever had Loman de waarheid voor zich, toen hij beweerde dat zijn standpunt geen inbreuk maakt op het heilig en heiligend geloof der gemeente. Hoe hij zich, wat de zaken zelve betreft, van zijne opgenomen taak hebbe gekweten - aan wien kunnen wij het beter vragen dan aan zijnen tegenstander zelven? Daarom nemen wij ter hand: