komt het ons toch voor, dat de kennis hiervan bij het middelbaar onderwijs zoo groot niet behoeft te wezen, tenzij men de behandeling van het microscoop meer op routine wil baseren. Zeer veel genoegen doet het ons echter dat Dr. Coster eene poging heeft aangewend om vrienden en beschermers der plantenkunde te verwerven. Wij, die hem in vroegere jaren meer van nabij kenden, kunnen met regt van hem getuigen, dat hij toen reeds een veelbelovend beoefenaar der botanie was, die geheel zijne ziel vervulde. Algemeen erkende men dan ook, dat hij waardig was geweest reeds voorlang eene leerstoel aan eene onzer hoogescholen te bekleeden, die hem echter, zoo wij ons niet bedriegen, ontfutseld is door iemand die weinig of niets van zich heeft doen hooren (nomina odiosa sunt!) doch waarbij ook die ongelukkige godsdienst-vete die men den Israëliet helaas nog toedraagt, niet weinig in het spel schijnt geweest te zijn!
Dat wij dus reikhalzend uitzien naar de volgende afl. van een werk dat zóó goed begonnen is, behoeft geen betoog en wij zouden ons zeer bedriegen, als het onderzoeklievend en weetgierig publiek, den arbeid des kundigen mans niet op den juisten prijs wist te stellen. De uitvoering laat weinig te wenschen over, de figuren dragen veel tot opheldering van den tekst bij, eene enkele vinden wij echter tweemaal geplaatst b.v. fig. 53 en 60 die precies dezelfde zijn. De schrijver schijnt geen groot vriend te zijn van scheidingteekens, wij geven hem echter in bedenking om liever ‘objectieflenzen’ dan ‘objectieflenzen’ en ‘verdikkings-lagen’ in plaats van ‘verdikkingslagen’ te schrijven, gelijk wij op bl. 59 enz. herhaalde malen lezen, overigens hebben wij voor ons, weinig andere aanmerkingen en gaarne zouden wij een schoon gedeelte van zijn werk hebben willen aanhalen, doch wij moeten ons voor heden bekorten en daarenboven hebben wij genoeg gezegd om het werkje bij onderwijzers en verlichte mannen ten dringenste aan te bevelen, daar het eene waardige plaats bekleedt naast de werkjes van P. v.d. Burg en Stöckhart en als eene inleiding voor hoogere studieboeken kan beschouwd worden, voor hen die zich verder willen bekwamen. Zoodra het werk voltooid is, komen wij er op terug.
jesse.