Eerste beginselen der Fransche taal, een leerboekje voor jeugdige leerlingen, door W.J. van der Vegt. Derde (,) verbeterde en veel vermeerderde druk. Te Amsterdam, bij C.L. Brinkman, 1860.
Het voor ons liggende werkje, dat volgens den titel voor de derde maal verbeterd in 't licht verschijnt, heeft niets, dat het van andere dergelijken onderscheidt. Daar het niet verder loopt dan tot de vervoegingen der hulpwerkwoorden, moet het als een voorlooper beschouwd worden van andere werkjes, maar dan komt het ons verkieselijker voor, om den leerlingen dadelijk eene doorloopende reeks van boeken te geven, die te zamen een cursus maken, daar het, na het doorwerken van deze eerste beginselen, moeijelijker is, om in een ander in te vallen.
Voor het overige heeft het veel bruikbaars en is duidelijk en verstaanbaar.
Bij het doorbladeren vonden wij eenige fouten, die wij opgeven, ten einde bij de vierde verbetering van den druk te kunnen dienen.
Bladz. 21. |
Les vaisseaux fendissent les eaux. |
Bladz. 27. |
vint-cinq ongles. |
Bladz. 52. |
du ris. |
Bladz. 62. |
exepté. |
Bladz. 72. |
bien de plaisir. |
Bladz. 74. |
un pie. |
|
ik zal zijn |
Bladz. 77. |
gij zult zijn waarvoor is opgegeven: j'étais tu étais etc. |
|
enz. |
Bladz. 80. |
zij waren geweest. il avaient été. |
Bladz. 89. |
Voulez-vous aller avec moi? |
|
(venir) |
Bladz. 92. |
Je demeure à la Haie. |
Bladz. 95. |
Quatre heures sonneront à l'instant. |
|
(vont sonuer.) |
Deze opgave diene tot een bewijs, dat wij het werkje naauwkeurig hebben nagezien.
B.
des ch.