Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 259]
| |
iets: immers, wanneer de kennissen de moeite eener nadere, eener hernieuwde kennismaking loonen. Dan rijst bij zulk eene wederontmoeting menig aangenaam beeld voor onzen geest, en de herinnering aan het gesmaakt genot doet ons te meer van de toekomst hopen, voorspelt ons nieuwe vreugde. Wij reiken de oude kennissen met blijdschap de hand, en bereiden ons op menig aangenaam uur in hun gezelschap voor. En wanneer dan kennissen, die vroeger overal verstrooid waren, en nooit gezamenlijk tot ons kwamen, zich nu vereenigd bij ons vertoonen, dan wordt de ontmoeting dubbel verrassend en aangenaam. Zoo begroeten wij ook met ingenomenheid dit boekjen van den heer Gerard Keller, dat voor oude kennissen plaats en gehoor vraagt. De zes novellen, hier bijeenverzameld, zijn vroeger in verschillende tijdschriften en almanakken verschenen; doch zij verdienden wel aan de éphémère bekendheid der literatuur van den dag te worden onttogen, en tot een geheel vereenigd, andermaal het publiek aangeboden. Het zijn genre-stukjes, allen getuigende, minder van diepe levensopvatting en doordringende studie, maar van groote opmerkingsgave, van een zeer juisten en fijnen blik voor de verschijnselen en uitingen des dagelijkschen levens. Er is humor in die schetsen; er spreekt talent uit om de contrasten, de wonderlijke spelingen van licht en schaduw, op te merken en weêr te geven. De heer Keller weet zich voor overdrijving, voor het leveren van charges te wachten: geen zijner figuren wordt tot karikatuur; al is allen ook eene vrij groote mate van oppervlakkigheid gemeen, onnatuurlijk zijn ze nooit. Wanneer eenmaal des schrijvers blik dieper in het leven, dieper in het hart vooral, zal zijn doorgedrongen, zal zijn praktisch gezond verstand, zijn realistische zin, hem zeker behoeden voor het opgaan in het ideale, het fantastische. Dat ideale missen wij nu wel wat al te veel: de horizon blijft altijd vrij naauw begrensd; maar wat dan ook binnen die grenzen ligt, wordt goed waargenomen en geteekend. De zes novellen zijn van vroeger bekend; en wij zullen ze dus niet afzonderlijk bespreken; zij verdienen allen eene herhaalde kennismaking. Hoe zij gebruikt werden, een Bakersprookje en Over de Heining zijn, naar onze meening, de besten; de laatste plaats nemen de Neteldoekjes in. Het | |
[pagina 260]
| |
boekjen vinde zijn weg; en van harte wenschen wij den schrijver moed en kracht, om voort te gaan op het ingeslagen spoor. |
|