Nu ontvangen wij er wederom een. Met blijde verwachting vingen wij de lezing aan: en nu - hoe is ons oordeel?
Men heeft gezegd dat het talent van Dickens bereids aan het afnemen was, en meende daarvan onwedersprekelijke bewijzen te vinden in zijne jongste werken. En inderdaad, na zijn meesterlijken David Copperfield, heeft hij niets geleverd wat met dit in zoo menig opzigt uitstekend boek op ééne lijn kan geplaatst worden. Ja, erger: het scheen of bij ieder nieuw werk steeds meer achteruitgang, afneming van krachten, uitputting te bespeuren was; alsof het eens zoo schitterend talent voortdurend en zigtbaar daalde; of telkens meer de gebreken, die dat talent altijd hadden aangekleefd maar vroeger als overdekt en vernietigd werden door de uitnemende gaven; - of deze gebreken telkens meer en hinderlijker op den voorgrond traden. Wij willen de vraag thans niet onderzoeken: zeker is het, naar ons gevoelen, dat Dickens niet meer de plaats inneemt, die hij vroeger bekleedde, en waarop alleen eene nieuwe scheping, die schitterend van zijn talent getuigenis komt afleggen, hem herstellen kan. En zeker is het ook, dat dit Kerssprookjen zulke niet zal doen.
De zwakheid en onwaarschijnlijkheid, bijna hadden wij gezegd de onbeholpenheid, van dit verhaal is te onbegrijpelijker en te onvergeeflijker tevens, wanneer men bedenkt, welk een treffende donnée Dickens hier vond. Immers wij meenen dat aan het verhaal eene werkelijke gebeurtenis ten grondslag ligt. Doch werkelijkheid of niet: de fabel is voortrefflijk. Zoo Dickens haar schiep, drukke hem dubbel het verwijt van gebrekkige uitwerking. Een zeeman, pas gehuwd, lijdt schipbreuk: hij alleen met een enkel gezel, ontkomt den dood en redt zich op een onbewoond, onvruchtbaar eilandjen. Daar zijn einde nabij geloovende, werpt hij eene flesch in zee, waarin een papier, dat gewigtige mededeeling voor zijne familie bevat. Deze famihe waant hem dood, maar op zekeren dag verschijnt in het dorp een Amerikaansch scheepskapitein die de flesch gevonden heeft en nu aan het adres bezorgt. Intusschen wordt de zeeman gered en keert naar zijn vaderland terug. Reeds dit alleen zou stof te over leveren voor een verhaal, dat noch aan diepte van gevoel, noch aan schoonheid van opvatting en