zien dat de zon dezer literatuur sterk aan het tanen is; eveneens is het gesteld met de brochure-manie en brieven aan het publiek over politiek of polemiek, wat onzes inziens, als eene ziekelijke rigting van meerdere of mindere wetenschappelijke kennis kan beschouwd worden. Dergelijke fabricaten zijn niet beter te vergelijken dan bij insecten, die slechts zeer kortstondig leven en waarvan men blijde is, na lange kwelling, eindelijk bevrijd te zijn. Het moge daarom voor de groote dagbladen een kleine wenk zijn, niet al te kwistig te zijn met letterkundige of ander soort van brieven, waarover wij reeds meer dan eens eene ontevredene stem gehoord hebben. Tot ons genoegen bespeuren wij, na een tijd lang sluimerens, weder eene herleving in het genre van reisbeschrijvingen, doch meer verfijnd dan vroeger en meestal eene verzameling bevattende van wetenswaardige bijzonderheden van landen en volken door eene vereeniging van wetenschappelijke mannen geboekt. Als zoodanig noemen wij ook de bovenstaande reis naar IJsland enz. door den welbekenden lord Dufferin en zijn gezelschap, die ons veel bijzonders over de zeden, gewoonten, enz. der Noormannen heeft medegedeeld. Wij wenschen het boek in vele leesgezelschappen te zien circuleren, ofschoon minder om den schrijftrant die hier en daar soms wat verward is, dan om het zaakrijke en treffende. Eenige onnaauwkeurigheden of blijkbare onbekendheid met sommige dingen die vermoedelijk alleen aan den vertaler te wijten zijn, ontsieren het werk, als b.v. op blz. 63 waar wij lezen: ‘dat de grond op ¼ mijl ver door tallooze wonden en zweren ziekelijk is aangedaan.’ Wij begrijpen dit volstrekt niet! Van ‘zenuwbladen’ (blz. 80) hebben wij in beschaafde monden nooit gehoord, wel Sennebladen, evenmin kennen wij ‘schalen der toorns’ in de artsenyvoorraad, gelijk wij lezen. De tekst onder de titeplaat komt niet overeen met dezelfde aanhaling op blz. 159; op zijn zachtst genomen is
dit onoplettend!
jesse.