Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |
Oostenrijk. Geheime geschiedenis der Oostenrijksche regering, welke door Ref. in dit tijdschrift ter lekture werd aanbevolen als eene degelijke en boeijende historische studie. Het bovengenoemde werk is daarop een vervolg, en met regt mag daaraan ook grooten lof worden geschonken. De titel belooft wel iets meer, ten minste iets anders dan den lezer in dit boek geschonken wordt. Michiels toch levert hierin meer eene historie van de vorsten, die Maria Theresia op den keizerlijken troon hebben opgevolgd, dan van de Oostenrijksche oplitiek. Maar men vergete niet, dat voor een groot deel de geschiedenis der absolute monarchen die hunner volken is, en dat daardoor misschien de titel van dit werk minder erroneus is dan zij schijnt. In allen gevalle evenwel is de studie van den Franschen schrijver te weinig een geheel, om dien titel gansch en al te regtvaardigen. Het verdienstelijke van zijn arbeid komt vooral uit in menige belangrijke specialiteit door hem uit authentieke bescheiden opgedolven, en door menige scherpzinnige opmerking betreffende speciële feiten. Welligt zal dit ordeel van Ref. gewijzigd kunnen worden, wanneer Michiels ook het laatste gedeelte van zijne studie over Oostenrijk zal hebben voltooid. Het is over 't algemeen een droevig tafereel, waarop ook in dit deel de schrijver zijne lezers staren doet. Lichtpunten mogen er niet ontbreken, en Frans I, Joseph II en Leopold II mogen in veel opzigten prijzenswaardige vorsten geweest zijn - toch staat in alles het gruwelijke van het absolutisme op den voorgrond. Hadden wij met een roman te doen, wij zouden zeggen, het tafereel is ons te vreeselijk. Maar 't is helaas geschiedenis, zuivere geschiedenis welke wij hier lezen, en die ons op onmeedogende wijze de kankerwonden te aanschouwen geeft, waaraan de groote Oostenrijksche monarchie eeuwen lang heeft geleden. Ref. noemt maar ten voorbeelde, de schilderij welke wordt opgehangen van de brieven-inquisitie, van de afschuwelijke knoeijerij waaraan men zich zoo langen tijd in Oostenrijk bij het brievenvervoer heeft schuldig gemaakt, en de physiologische taxatie van het Oostenrijksche vorstenhuis in het XXIIIste hoofdstuk. Wat deze betreft, 't is waar, de heer Michiels toont zich een gezworen vijand der Bourbons, en daar hij als historieschrijver zijne subjectieve gevoelens niet verloo- | |
[pagina 159]
| |
chent, doet het hem blijkbaar goed, op de ellende te kunnen wijzen, welke het Habsburgsche huis zich door zijne verbindtenissen met de Bourbons op den hals heeft gehaald. Maar wie zal den schrijver durven tegenspreken, wanneer hij zoo duidelijk aantoont, hoe de Bourbonsche vorsten in merg en sappen, ligchamelijk en zedelijk verdorven, het Oostenrijksche stamhuis werkelijk hebben verpest? De wereldgeschiedenis is het wereldgerigt: deze stelling wordt door het boek van Michiels op vreeselijke wijze bevestigd. De ellendige gevolgen der zonde van individus voor geslachten en natiën, leerzaam is het er op te staren. De mensch, die zich aan de zonde overgeeft, leert daardoor inzien, welk eene verschrikkelijke straf hem wacht, omdat de kategorie van oorzaak en gevolg niet is weg te redeneren, en de burger van den staat leert daardoor beseffen, hoe onverantwoordelijk hij handelt, indien hij zich zelven, zijne kinderen, zijn land niet tracht te waarborgen tegen de mogelijk jammerlijke gevolgen van het absolutisme. |
|