teurs het al voor een deel aan anderen wilden overlaten, om het zaad dat zij leveren vrucht te doen dragen, wij zouden, nu en dan ten minste, hen zelven ook zoo gaarne eens zien oogsten. Hun arbeid zou minder ondankbaar, en hun tijdschrift meer gelezen worden. Daarenboven, indien zij de zaak meer uit dit oogpunt wilden bezien - er zou een waarborg zijn, dat er niet oorkonden in de bijdragen werden opgenomen, waarvan nooit ofte nimmer iemand nut kan hebben. Niet al wat oud is, is belangrijk, maar men moet het oude opsporen, om wat belangrijks te vinden.
Zoo wij deze aanmerking, of liever opmerking maken, het is niet uit zucht tot vitten, maar uit belangstelling voor het tijdschrift, dat ons reeds zooveel wetenswaardigs mededeelde. Wij hopen, dat de redakteurs haar als zoodanig zullen opnemen.
Nog een enkel woord over den inhoud, opdat deze aankondiging ten minste eenigzins een verslag zij. Janssen's Domburg noemden wij reeds. Waarlijk, wat hij ons mededeelt, is wel eene krachtige aansporing, om het archief van de aloude Walcherensche gemeente verder te exploiteren. Wij gelooven evenwel niet, dat de Nehalennia-zaak daardoor zal worden opgehelderd. De konjektuur over de naamsafleiding van Domburg komt ons niet onaannemelijk, maar toch ook niet waarschijnlijker dan de oude gissingen voor. - De artikels van dezelfde hand: de abt van St. Quintin in Vermandois, patroon der kerken in Oostkerkerambacht en Regnerus Vitellius, eene bijdrage tot het geletterd Zeeland zijn belangrijk.
Tot de belangrijke geschiedenis van Aardenburg's Doopsgezinde gemeente zijn gewigtige bijdragen en bouwstoffen geleverd, welke aanvullen hetggen reeds vroeger over dit onderwerp is opgespoord, door de heeren A.G. Gheldolf en J.H. van Dale. Wij hebben vooral uit de mededeelingen van den laatstgenoemde weder geleerd, dat de Staten-Generaal, hoezeer zij ook altijd per se de staatskerk handhaven moesten, over 't algemeen ten opzigte van de dissenters vrij wat billijker en lankmoediger waren, dan menige plaatselijke magistraat. Wij zouden wenschen, dat het zeker belangrijke archief der Doopsgezinde gemeente te Aardenburg, al was 't ook maar in leengebruik, werd afgestaan aan de bibliotheek der Doopsgez. gemeente te Amsterdam, waar men gaarne