Het spijt ons te moeten getuigen dat, indien gij met dergelijke gedachten en vooruitzigten dezen roman van den hr. Dieperink ter hand neemt, gij u teleurgesteld zult vinden. Gij vindt hier de autobiographie van een jonkman, die van kajuitsjongen opklimt tot kapitein van een koopvaardijschip, en dan het zeemansleven vaarwel zegt. Nu zou zeker in dit zeer ruime kader gelegenheid te over zijn, om het zeemansleven van de meest verschillende zijden, in zijne meest karakteristieke vormen en verschijnselen te schilderen; doch dit is hier niet het geval. Het boek is werkelijk niets dan eene autobiographie, in den meest elementairen zin: een aaneengeschakeld verhaal van verschillende zeereizen, schier in den vorm van journalen, afgewisseld door enkele avonturen en eene zeer gewone liefdesgeschiedenis. Bovendien komen de typen in dit boek telkens terug: al de kapiteins bijna en de stuurlieden van de verschillende schepen, waarop de held van het verhaal achtervolgens dient, gelijken op elkander; en verre de meesten zijn in geen opzigt achting of sympathie waardig: 't zijn huichelaars, dronkaards, tyrannen, onnoozelen: uitzonderingen, willen wij hopen, en niet, als dit boek ons schier zou doen gelooven, de algemeene regel. En de held zelf? Hij gaat door voor een vondeling, en wordt, op kosten van een rijk koopman te Rotterdam, opgevoed bij een ouden bootsman; vervolgens op een schip als kajuitsjongen geplaatst, gaat hij eerst, door verleiding van een slechten makker, een verkeerden weg op, doch wordt daarvan teruggebragt, en doorloopt vervolgens alle rangen tot dien van kapitein, met buitengewone snelheid. Dat geluk heeft hij, behalve aan zijn talent en braafheid - die hij volstrekt niet verbergt - in de eerste plaats te danken aan de zeldzame bescherming van genoemden koopman, die den vondeling, zijn pupil, met de uiterste zorg gadeslaat en op de onverklaarbaarste wijs met gunsten en weldaden en vriendschapsbewijzen overlaadt. De schrijver heeft hierin zijn doel
voorbij gestreefd: reeds zeer spoedig, kan de betrekking tusschen den koopman en den gewaanden vondeling geen geheim meer zijn; en het eenige onbegrijpelijke is, dat deze vondelilng, Pieter Maasdijk, zelf, tot jaren van onderscheid gekomen, niet aanstonds op het vermoeden komt, dat nog iets anders dan louter belangstelling in een