En onder deze verhalen behoort ‘Bevel-voeren’ in no. 1, 2e Jaarg. Het is een boeijend verhaal, geestig geschreven, doch, wij herhalen het, ongelukkig overstelpt van onvertolkte zinnen en woorden.
De ‘Herinneringen uit de loopbaan van een Indisch Officier’ blijven steeds aangenaam onderhoudend; wij zien met leedwezen het einde derzelve te gemoet. De Heer van Rees geeft zijne Maleische woorden en volzinnen in onze taal terug, hetgeen niet weinig zijn verhaal in waarde doet stijgen. Wij bevelen dezen maatregel, der redactie, bij voortduring minzaam aan.
In No. 2, 2e Jaargang treffen we aan ‘eene bijdrage tot de kennis der militaire regtspleging in het laatst der 16e eeuw.’ Voor hem die eene studie maakt van de militaire regtspleging in deszelfs geheel, is dit welligt eene belangrijke bijdrage, voor zoo verre deze hem nog niet bekend zij; doch voor de leeken, voor verreweg het grootste getal der lezers van het ‘Vaandel,’ is het niets meer dan eene aardigheid. De titel: ‘Eenige aanteekeningen betreffende de militaire regtspleging in het laatst der 16e eeuw,’ ware, o.i., als geschikter gekozen. De bijdrage is evenwel niet zonder waarde.
‘De Wapenbroeders,’ in No. 4, behoort geheel in dit tijdschrift te huis; het is een verhaal gegrond op de waarheid, een toonbeeld voor kameraadschap, een voorbeeld voor de regiments-kommandanten, opwekkend voor den krijgsmansgeest, geheel geschikt om ‘een groot gedeelte der natie, 't welk geheel vreemde en verkeerde begrippen omtrent den soldaat, diens leven, karakter en bestemming koestert,’ te toonen wat de soldaat (in het algemeen), des vereischende, vermag. Dergelijke verhalen zijn onmisbaar om het leger te populariséren.
In No. 5 en 6 treffen wij de vervolgen aan van den heer van Rees, alsmede van het verhaal: ‘de maarschalk Marmont,’ door A.C. Lorentz, welk verhaal wij niet dan gunstig ter plaatsing in het ‘Vaandel’ kunnen beoordeelen.
Wij vermeenen uit de zes eerste nommers genoegzame stof te hebben geput, om over den geheelen jaargang van het ‘Vaandel’ te kunnen oordeelen. Zóó voortgaande, blijft het met roem wapperen. De redactie houde ons de aanmerking ten goede, betreffende de uitheemsche woorden.
x2.