Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaria. Verspreide geschriften van J.J. van Oosterzee. Te Rotterdam, bij Verbruggen en van Duym, 1861. In groot 8vo., 415 bladz. Prijs ƒ 3,75.Ook onder den titel: Redevoeringen, Verhandelingen en Verspreide geschriften - en dan vervolg op eene vroegeren, onder dien titel uitgegeven bundel - worden deze stukken uitgegeven. En dien laatsten titel achten we beter, want een Latijnsch opschrift van een Nederlandsch geschrift, 't wil ons maar niet bevallen, ook het Intimis niet boven een voortreffelijk van Dr. Pierson. Doch dit daargelaten, herlazen | |
[pagina 101]
| |
of lazen we met genoegen, wat ons hier werd aangeboden. Het Iets over da Costa is eene uitmuntende hulde aan eenen veelzijds en in weerwl zijner gansch willekeurige dogmatiek uitmuntenden man. Dichterlijk genie (eene Schiller-studie); de Vriendinnen van den Christus in het graf (eene Schefferstudie); de Groote Kerk te Rotterdam, bewijzen, dat de begaafde kanselredenaar ook met veel smaak de pen weet te voeren over onderwerpen van kunst, gelijk de stukken uit de reisportefeuille, dat hij met warmen zin de schoone natuur beziet en hoogere gewaarwordingen schept uit stoffelijke tafereelen. De ruïnen van Tyrus is met warmte, ja met gloed geschreven. De Gustaaf-Adolf-Vereeniging wordt met vuur aanbevolen. Ééne uit duizend heeft een lezenswaardig opstel, van 't welk Monica, de bekende moeder van den kerkvader Augustinus het hoofd-onderwerp uitmaakt. Eene schijnbaar min beteekenende aanteekening, 1 Cor. XVI: 19, wordt op eene wijze, die den vindingrijken kanselredenaar kenmerkt, gebruikt tot grondslag eener toespraak bij de inzegening van het huwelijk eens zendelings, die op zijn vertrek stondGa naar voetnoot(1). Een brief over de school voor havelooze kinderen in niet onbelangrijk voor wie dergelijke pogingen tot zoeken van het verlorene meer van nabij wil leeren kennen. Het Iets over de methode der gewijde welsprekendheid, hoe waar en belangrijk ook, levert bewijs, dat de ‘trek naar completering’ van verspreide lettervruchten wel eens de eene of andere doet verdwalen in een korfje, waar zij minder op hare plaats is. En de vertaalde poëzij eindelijk toont, dat tot de begaafdheden van van Oosterzee ook die behoort, dat hij voortbrengselen der poëzij in vloeijende vormen weet over te brengen. Trouwens zijne heerschappij over den vorm wordt | |
[pagina 102]
| |
door al deze opstellen op nieuw gestaafd, hoewel we dit niet zeggen om iets te kort te doen aan het degelijke van den inhoud. |
|