Verslag van de commissie der koninklijke akademie van wetenschappen, tot het opsporen, het behoud en het bekend maken van de overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroegere tijden. (Te) Amsterdam, (bij) C.G. van der Post, 1861.
Wij vinden hierin den brief (bilage A) waarin de commissie hare benoeming haar doel en de middelen, waardoor zij dat doel zou trachten te bereiken, ter kennis bragt van het algemeen en het schrijven aan autoriteiten, enz., waarin zij verzocht dien brief te willen verspreiden. Verder krijgen we eene opgave van de ligchamen enz., waaraan dat schrijven werd gestuurd, van de dagbladen, waarin 't werd opgenomen, en vernemen wij 't resultaat van dat alles.
De synodale commissie wordt ter loops of neen opzettelijk (bladz. 13) berispt, dat zij voor de goede zaak zoo weinig gedaan heeft; maar mij dunkt, dat zij die berisping toch niet verdient, want die zaak kan haar als zoodanig niet interesseren: men moet billijk zijn. Vervolgens geeft de commissie te kennen, dat er voor goede teekeningen enz. geld noodig is en bij uitbreiding van briefwisseling een bezoldigde secretaris en medewerking van gemagtigden of correspondenten in de provinciën door de commissie of 't akademie-bestuur te benoemen.