zich niet terstond herinnert in welk tijdschuuft of dagblad hij over een der aangegeven onderwerpeu iets gelezen heeft, zal met succes dit boekje raadplegen en veelal zijn geheugen te gemoet gekomen vinden. Viermaal in 't jaar krijgt men eene aflevering, dus dikwijls genoeg. Ik heb den schrijver evenwel nog eenen raad te geven, d.i. dat hij het tijdschrift voor statistiek van den heer Sloet, de Gids, de Tbemis en de Tijdspiegel zoo mogelijk doorloope, want zijne hulpmiddelen zouden daardoor in overvloed, geloof ik, toenemen, zijne artikelen vollediger worden. Naar 't Zondagsblad zal hij niet meer behoeven te zoeken, want 't is dood. En ‘brochures en publieke werken’ raad ik af: als hij ook die wilde raadplegen, zouden de afleveringen veel te uitgebreid worden.
Overigens zal wel de hoofdvoorwaarde van alles wezen, dat de citaten naauwkeurig en volledig zijn, want daarvan hangt 't bestaan van 't werkje stellig af.