scholen. Dat middel bespreken wij hier niet, te minder, omdat de schrijver der brochure het met de adressanten eens is. Wat 't boekje zelf aangaat, dit heeft niet veel om 't lijf, ik kreeg bij de lezing er van de impressie, dat de auteur op zijne teenen getrapt, zoo als men zegt, zijn point d'honneur wil handhaven, 't koste wat 't wil 't Is eene apologie van de docenten der gymnasien: en beklaagt een hunner in pathetiesche bewoordingen zijne collegen en zich zelven over het onregt (?) hun door de Leidsche professoren aangedaan, hij wreekt zich en...werpt de schuld van zich af op de leerlingen-studenten en professoren-docenten! zie b.v. bladz 11. 12, 13, 14, 22, 23. Verder krijgt ‘het hoofd der Leidsche literarische school’ (ik merk even aan, dat zoo'n hoofd eene fictie is!) eenige hatelijkheden te slikken (bladz. 6, 7, 8), en wordt een lid derzelfde faculteit door eene straatui, in een bespottelijk licht gesteld, (bladz. 4).
Maar er is meer. De klagt, dat de jonge lieden voor een groot gedeelte onvoorbereid aan de academie komen, bewijst volgens den schranderen steller alleen (bij voegt er bij ‘mogelijk’) dat er aan de academie (waar dezelfde jonge lieden naauwelijks één nacht gelogeerd hebben om op den tijd present te zijn voor 't admissie-examen! ‘thans minder gestudeerd wordt dan vroeger!’ Krachtig en logisch bewijs, uitstekend geschikt voor eene cacographien! Maar de logiea is geene hoofdstudie van den steller geweest! Men leze bladz. 14: ‘de faculteit verzoekt eene wet op het middelbaar onderwijs, als of het hooger onderwijs er geene noodig had!’ Fijne conclusie! wie iets vraagt, beweert, dat iets dergelijks of anoloogs onnoodig is! Ik zou wel lust hebben zijne excellentie een adres aan te bieden voor eene school, waar logica van staatswege gedoceerd werd met schoolpligtigheid voor alle toekomstige docenten!
Wij gaan over tot de categorie ‘apodiktiesch.’ Op bladz. 11 lezen wij, dat de jongens dezelfde zijn en blijven als altijd, maar dat de kollegies vast slecht of vervelender gegeven worden dan vroeger en de examens onhandig afgenomen worden. Gij ziet, er wordt stoutweg gesteld, dat de jongens, (d.i. de jongelui, die aan de academie komen) niet veranderen, wie zal nu nog durven twijfelen, of de gymnasien minder goed worden, dan ze vroeger waren!