en de schets van den Hilversumschen, nu 's Gravenhaagschen leeraar over het hooge gewigt van het godsdienstig leven in de gemeente schoon en uitnemend noemt, en het Leeskabinet verklaart, dat, wat hij laat voorafgaan, in overweging verdient te worden genomen door hen, die in de heilige bediening als woordvoerders optreden, wordt het stuk van Gunning in de Europa veroordeeld op eene wijze, die onze ergernis opwekte. Terwijl het Volksblad zich aangetrokken gevoelt, door veel dat in de geschriften van Ds. Gunning voorkomt, en met hem het individualisme verwerpt, dat elk oogenblik een nieuw aanvangspunt stelt; - terwijl het Leeskabinet aanprijst om ter harte te nemen, wat hij bij de uiteenloopende gevoelens en het zonderling toepassen van het transscendente en immanente in God, zoo zeer naar waarheid zegt; - beschuldigt de Europa hem, dat hij, in weerwil van de objectiviteit, die hij zoozeer aanprijst, in zijne zaak al zeer subjectief blijkt te zijn, en tevens, dat, ‘hoezeer hij 't individualisme verwerpt, de natuur bij hem nog al vrij wat boven de leer gaat.’
Wij willen niet als scheidsregters optreden; en Ds. Gunning behoeft ook onze verdediging niet, maar wij meenen, dat het woord van den recensent in de Europa niet is vrij te pleiten van in overijling geschreven te zijn, en wij durven de beslissing ook aan zijn oordeel te onderwerpen, zoo als hij aan de lezers doet: ‘of het niet beter ware, met “helder denken” te beginnen, als men zijn toevlugt gaat zoeken tot een verward en onbedenkelijk schrijven en veroordeelen.’
Ten volle vereenigen wij ons met de aanprijzing van J.H.S. in het Leeskabinet. ‘Dit dubbele werk van den Engelschman en den Nederlander houdt verstand en hart bezig, zonder een van beider regten te kort te doen, wat men niet van elk voortbrengsel op religieus gebied zeggen kan.’
A.
H.