zijne opvatting, dat ieder zijne denkbeelden voor de ware houdt en daarom wenscht aan te bevelen en voort te planten; dat is een pligt waaraan niemand zich kan onttrekken zonder tegen zijn eigen geweten te handelen. ‘Wij gelooven, daarom spreken wij;’ moet de regel zijn voor elken prediker.
Bovendien de waarde der leerredenen wordt in geenen deele bepaald door de theologische rigting, die de prediker aanhangt; bij orthodoxen en liberalen (in den gebruikelijken zin der woorden) zijn evenzeer zoowel uitstekende predikers als ook minder begaafden. Daarom alleen in de eischen der homiletiek mogen wij den maatstaf zoeken ter beoordeeling van hetgeen op dit gebied geleverd wordt. Dien maatstaf willen wij dan ook aanleggen.
Vooreerst dan komt ons het voorschrift in de gedachten, dat elke preek een tekst moet hebben. Dat wil zeggen, niet maar: dat er een uitspraak der H.S. boven geplaatst wordt, maar dat het onderwerp, in de preek behandeld, uit den tekst moet ontleend zijn; zoodat de tekst als het ware, gelijk professor Muurling het zoo juist uitdrukt, de wortel is waaruit de gansche preek als een boom opwast. Alleen wie dit vereischte in het oog boudt, zal bijbelsch of evangelisch, dat is goed kunnen preken. Naar ons bescheiden oordeel heeft de heer Slotemaker daaraan niet voldaan. 't Komt ons voor dat hij de onderwerpen door hem behandeld niet aan de teksten ontleend, maar teksten voor die onderwerpen gezocht heeft. Hij had, dunkt ons, wel zoo goed, misschien beter, zonder tekst kunnen spreken. Natuurlijk geldt deze aanmerking van de eene preek meer dan van de andere; dat ze evenwel niet ongegrond is, willen wij trachten te bewijzen door het een en ander meê te deelen uit de eerste preek. Het opschrift luidt: een woord van Gods welbehagen. Dat is zeker tamelijk algemeen en onbepaald. Het doel van den spreker is aan te toonen, dat God een welbehagen heeft in de menschen. Met dat oogmerk nu kiest hij tot tekst Jesaia XL: 5-9. Na zeer breedvoerig over de eigenlijke beteekenis dezer woorden te hebben gesproken, waarbij hij twee verschillende verklaringen opgeeft en als minder juist verwerpt, verklaart hij ze op zijne wijze. Ofschoon wij ons niet met de uitlegging van Slotemaker kunnen vereenigen, maar de voorkeur blijven geven aan die.