| |
Hoe een meisje in Perzië uitgehuwelijkt wordt.
In Perzië wordt het meisje op elf- of twaalfjarigen ouderdom gerekend den huwbaren leeftijd bereikt te hebben. Heeft een man uit de volksklasse eene dochter die er goed uitziet, dan kan hij er vast op rekenen tegen dien tijd een bezoek van een huwelijksmakelaar te zullen ontvangen, om met hem over dat ‘artikel’ in onderhandeling te treden. Deze tusschenpersoon is gewoonlijk een ‘moolah’ of priester; in sommige gevallen biedt hij van twee tot vierhonderd goudstukken, (ongeveer ƒ 1200 tot ƒ 2400) als koopsom voor de jongejufvrouw aan. Is de koop gesloten dan wordt het meisje veelal tot den rang van echtgenoot van den een of anderen ‘khan’ of opperhoofd verheven, rijk genoeg om zich zulk eene weelde te veroorlooven, en daarenboven den makelaar voldoende voor zijne moeite te beloonen. De vrouw wordt hier geheel als koopwaar beschouwd. De som voor haar besteed komt even goed op den post van uitgaven voor, als de aankoop van een Arabisch paard of van een Engelsch geweer met getrokken loop; - in het eerste artikel is echter veel meer rijzing of daling der markt op te merken. Meestal zijn beide partijen elkaar geheel onbekend. Eerst na de voltrekking van het huwelijk ligt de bruid haar sluijer op en deze eerste kennismaking zal door den eenen echtgenoot met een kreet van blijde verrassing begroet, en bij den ander een gevoel van teleurstelling doen geboren worden.
Eenigen tijd eer de toekomstige bruid het ouderlijk huis verlaat, geeft men haar overvloedig rijst en allerlei versnaperingen te eten. Zij moet er goed doorvoed en welgedaan uitzien; en men neemt bovendien alle middelen te baat om hare schoonheid te verhoogen. Eene bijzonder soort van zalf wordt aangewend om het oog eene meer donkere tint en een eigenaardigen gloed te geven, men verstaat de kunst om zelfs den vorm te wijzigen en het de langwerpige gedaante van een amandel te doen aannemen. Het haar wordt met
| |
| |
indigo koolzwart of met een zamengestelde kleurstof roodbruin geverwd; dit hangt af van haar eigen smaak, of anders volgt ze hierin het verlangen van den makelaar. De wenkbraauwen worden eerst dik besmeerd met eene soort pomade en daarna met verw overstreken; men zou meenen een laagje pleisterkalk, in kleine boogjes uitgesneden, op het gezigt aangebragt, te zien. Deze strepen loopen boven den neus te zamen en vormen zoo ééne lijn. De kleur der wangen moet vooral vrolijk en schitterend zijn, aan elke zijde wordt een kleine lok haar, met cosmétique in den vorm van eene omgekeerde zes, op het gelaat vast geplakt. De handen en voeten, de nagels van vingers en teenen worden licht bruin geverwd. Aldus toegetakeld, heeft het arme kind moeite haar eigen gelaat te herkennen. Al die kunstmiddelen maken haar reeds op twintigjarigen leeftijd tot eene oude vrouw, de huid heeft het zachte en veerkrachtige verloren door al die smeersels en zalfjes, waarin vele schadelijke bestanddeelen voorkomen.
De vreemdsoortige schoone is er nu op bedacht zich een rijk al is 't dan ook niet een élégant toilet te kiezen, eer ze zich naar de vertrekken van haar echtgenoot begeeft. De wijde broek komt 't eerst in aanmerking, ze heeft verscheidene soorten van dit kleedingstuk voorhanden, om eene goede keus te kunnen doen, want daar ze zeer trotsch is op het welgevormde been, zoo moet dit ligchaamsdeel vooral goed uitkomen. Verder trekt ze een fraai geborduurd jakje met korte pandjes aan, en een aardig chemisetje van dunne witte zijde met gouddraad gestikt; de armen, beenen, en de hals worden echter niet bedekt. Ze tracht zich met zoo veel juweelen, gouden muntstukjes en allerlei kleinodiën op te schikken als ze maar kan magtig worden. Ze heeft eene bijzondere voorliefde voor paarlen en diamanten; 't is haar 't zelfde of het edelgesteente fraai van vorm en kleur is, als 't maar paarlen en diamanten zijn. Dat aldus opgeschikte meisje kan zelden aanspraak maken op beschaving. Hare opvoeding werd verwaarloosd, ze is niet met talenten begaafd, maar ze kan nog al aardig snappen over bloemen en over nachtegalen, ze flapt er alles uit en zoo hoort men van haar wel eens een geestigen zet. Men moet bij haar echter geene fijne beschaving of vrouwelijke zedigheid zoeken. Ze weet
| |
| |
van veel zaken, waarvan ze liever onkundig moest zijn gebleven, en in sommige dingen zou ze den bejaarden man, met de kroon der grijsheid versierd, te slim zijn.
Een der eerste bezoekers die zich na haar huwelijk bij haar aanmelden is gewoonlijk haar vader. Die komt haar vertellen, ‘dat 't bij hem aan huis nu zoo treurig en eenzaam is, sedert dat zij de ouderlijke woning heeft verlaten, en dat hare moeder zoo oud wordt.’ Het geheele verhaal is er op aangelegd om op haar gevoel te werken, en het eerste geld dat ze als prijs voor hare liefkozingen van den echtgenoot verkrijgt, af te troggelen om haar vader eene andere vrouw te koopen.
De Perziërs schijnen bijzonder op het schoone geslacht gesteld te zijn. Een bedelaar die u in Perzië op straat om eene aalmoes vraagt, geeft als reden van dringende behoefte op ‘dat hij te huis vijf vrouwen heeft, en er juist onlangs nog een zesde bij heeft genomen.’ Een bediende, die vroeger niets had, waarover hij kon beschikken, zal zorgvuldig het verdiende loon bijeen vergaren, om zich, zoodra de som maar toereikend is, eene echtgenoot te koopen. De oudste, of althans de eerst gehuwde vrouw vervult bij den man den post van huishoudster, ze heeft ook het bestuur over alle huishoudelijke zaken. Ze deelt aan allen het noodige voedsel uit en ze wordt vrij goed ontzien, somtijds zelfs gevreesd. Het moet aan deze vreemde manier van handelen worden toegeschreven, dat het aantal der huwelijken zoo verbazend is toegenomen. Dit verbond is in Perzië zoo wel voor de eene als voor de andere partij zelden verbindend voor het leven. Men kan een meisje voor een bepaalden tijd huren, even als men op deze wijze een huis in huur heeft en de geestelijken die bij dit soort van contract goed bedacht worden, verzetten er zich niet tegen.
De gewoonte om slechts voor korten tijd een echtverbond aan te gaan, wordt ook door christenen die in Perzië hun verblijf houden, nagevolgd. Een mijner vrienden vertelde mij dat hij zich eens met zulk een oogmerk naar Vannek, een dorp digt bij Tehran gelegen, begeven had. Daar aangekomen ging hij met een vriend onder een boom zitten, terwijl de dorpsmeisjes in eene lange rij langs hem been trokken. Een priester regelde den optogt. Toen de keus op
| |
| |
een der jonge deernen gevallen was, kwam men overeen omtrent den huurprijs en er werd een behoorlijk contract opgesteld. Veertig ‘tomauns’ ongeveer ƒ 240 werd toegestaan voor toilet-artikelen en kleinoodiën, en nog ƒ 360 daarenboven in geval van echtscheiding. 't Was eene vrij hooge huur daar de prijs voor een Armenisch meisje zelden de helft van deze som te boven gaat. Ze zijn soms zeer leelijk, en niet zelden door de kinderpokken geschonden.
Jongelingen huwen gewoonlijk op twaalf of veertienjarigen leeftijd. Niet zelden neemt de man zijn nichtje tot echtgenoot, in andere landen werkt dit ongunstig op verdere geslachten, maar in Perzië schijnt men hiervan geene nadeelige gevolgen te bespeuren.
Om een groot huisgezin te moeten onderhouden, is voor den huisvader in beschaafde landen veelal een groot bezwaar, maar hier bekommert zich de arme daarover in 't minst niet. Overal groeit er immers rijst, wat heeft men meer noodig, en dan als een rijke een groot aantal kinderen heeft, wat beteekent dit dan nog als 't onder die allen verdeeld is? De arme wordt daarom in het Oosten volstrekt niet minder geacht, dan zijn meer bevoorregten natuurgenoot, ja de armoede schijnt hem zelfs eene soort van waardigheid te geven. Waarom zou de behoeftige niet even goed mogen trouwen als de rijke? 't Zal alles wel teregt komen, de wereld is groot genoeg, elk zal zijn weg wel vinden. - Zoo wordt er in Perzië geredeneerd.
Voor den ‘shak’ of koning is het echter soms moeijelijk om eene andere vrouw te vinden. Een dezer gekroonde hoofden begeerde de dochter van een der magtigste ‘khans’ of stadhouders tot gemalin. Het meisje stond bekend als eene uitstekende schoonheld. Haar vader verzocht echter van die hooge eer verschoond te mogen blijven, want als zijne majesteit haar eene maand lang bij zich had gehad, dan zou hij welligt verder niet om haar denken en haar gezelschap niet langer begeeren; volgens de gebruikelijke zeden zou ze dan geheel haar volgend leven in den weduwlijken staat moeten doorbrengen. De ‘shah’ was over deze weigering zeer gebelgd en de stadhouder durfde het niet wagen, uit vrees van in ongenade te vallen om zijne dochter uit te huwelijken eer er een geruimen tijd na dit voorval verloopen was
| |
| |
Eene echtverbindtenis die men hier eene ‘mesalliance’ zou noemen, wordt in Perzië niet als zoodanig beschouwd. Een der vele zonen van koning Tat-ali, werd verliefd op een vrij leelijk meisje uit den geringen stand, een meisje dat zelfs volstrekt niet jong kon genoemd worden. De koning trachtte zijn zoon van besluit te doen veranderen, door met zijn zonderlingen smaak den gek te scheren. En wat antwoordde de jonge prins? ‘Als ge haar maar eens door mijne oogen kondet zien, dan zoudt ge wel anders over haar oordeelen.’ Hiertegen viel niet veel in te brengen, al was de tegenwerping vrij onbestemd. De Perziërs kunnen zich ook in dit opzigt op het voorbeeld van den thans regerenden koning beroepen. Zijne meest begunstigde vrouw, de koningin Geiron of Antèlope was eene boerendochter. De koning zag haar eens toevallig toen hij door 't dorp reed waar ze woonde, raakte op haar verliefd, en deze teedere gehechtheid bleef steeds voortduren, ja werd hoe langer zoo meer innig en sterk. Het schijnt wel dat de hartstogt die hij steeds voor haar gevoelt, invloed heeft op al zijne daden.
Eens werd er aan 't hof een groot feest gegeven, bij gelegenheid dat haar oudste zoon tot vermoedelijken erfgenaam van den troon werd verklaard. Het geheele vrouwelijk personeel was, prachtig uitgedost, daarbij tegenwoordig. Zijn oog dwaalde onrustig in 't rond, eindelijk vroeg hij misnoegd: waar is de koningin? Alles was hem onverschillig zoo lang zij niet in 't midden der feestvierenden was, zonder haar was voor hem de vreugde uit zijn paleis verbannen.
De Perziërs zijn niet zoo jaloersch op hunne vrouwen als de Turken. Als de eerste met u op een goeden voet verkeert, dan zal hij u aan zijne echtgenoot voorstellen, en de vrouwenvertrekken worden in Perzië in geenen deele zoo zorgvuldig bewaakt als de Turksche harems.
De Perzische dames brengen haar tijd door met 't beramen van kleine intrigues, met rooken en baden en het ontvangen van bezoeken. Niet zelden hebben er kibbelpartijen plaats over de nietigste onderwerpen, dan weder hoort men haar gigchelen en snappen over haar toilet en hare kleinoodiën. Aan 't hoofd van deze vrouwenschaar staat gewoonlijk eene soort van geneesheer en eene oude vrouw, deze lieden beweren dat ze iets van zwarte kunst en tooveren verstaan,
| |
| |
en liefdedranken kunnen bereiden. Men zegt dat de vrouwen, hare bedienden soms uitermate wreed kunnen behandelen; en het vermoeden dat de Persische vrouw soms in wreedheid met den tijger of den panther zou kunnen wedijveren is niet van grond ontbloot. Nergens ter wereld vindt men zulke gevoellooze schepsels als onder deze geblankette Oostersche dames. Een mijner kennissen miste eens eene aanzienlijke som geld; hij begreep dat zijne Armenische huishoudster hem die ontvreemd had. Onvoorzigtig genoeg deelde hij haar zijn vermoeden mede. Den volgenden morgen, onder 't ontbijten hoort hij een vreemd geluid, het scheen uit eene kamer aan de andere zijde van 't huis gelegen, voort te komen. Hij staat op en begeeft zich naar dat vertrek. Hier vindt hij de Armenische vrouw; deze had den waren dief gevonden, en hem met eenige harer vrouwen in eene kamer gelokt. Hier werd hij op den grond geworpen, een bal in den mond gestopt en de armen en beenen op den rug gebonden. Daarna scheurden ze kleine reepjes vleesch uit zijn ligchaam, met kleine tangen, die ze in een kolenvuur gloeijend hadden gemaakt. Met dezen liefelijken arbeid waren ze bezig om den dief tot bekentenis te brengen, juist toen mijn vriend in de kamer kwam, en hierdoor hun oogmerk verijdelde.
In de vrouwenvertrekken heerscht over 't algemeen veel wanorde, alles ziet er haveloos, smerig en verwaarloosd uit. Men vindt er fraai porselein, glazen en kristallen voorwerpen, gouden kleinoodiën, pijpen met juweelen ingelegd, allerlei versnaperingen, eene keur van dranken zooals koffij, thee, sorbet, heerlijke vruchten enz. maar: alles ziet er even vuil uit.
De salons der dames zijn niet overladen met meubelen, uitgezonderd een aantal tapijten, kussens en spiegels van het slechtste soort, de wanden en de zoldering zijn echter gewoonlijk met eene ĺichte kleur geverwd, en dit geeft aan 't vertrek iets vrolijks en gezelligs. Men moet nogtans de tapijten, draperiën, de kussens, shals, ja de dames zelve maar niet op den keper beschouwen, want op zindelijkheid kan daar niemand en niets aanspraak maken. Zelfs het gebruik van den tandborstel schijnt aldaar onbekend te zijn, hoewel de vrouwen hare tanden door het eten van veel suikerwerk en ook van gebraden knoflook bederven.
| |
| |
Te Tehran is de manier van leven alles behalve stijf, de vrouw geniet daar eene onbeperkte vrijheid; de voornaamste dames ontzien zich niet hare vrienden te gaan bezoeken; dikwijls verkleeden ze zich dan als eene bedelaarster om geen argwaan op te wekken. Het maken van visites tusschen de dames onderling, duurt den ganschen dag door. Ze beginnen hiermede reeds ten zeven of acht uur des morgens, ze rooken en eten onophoudelijk en snoeven en pogehen steeds op hare echtgenooten en op haar toilet.
Men hoort zelden van publieke schandalen. Als een echtgenoot nu en dan niet wat door de vingers zag, dan had hij kans vergiftigd te worden; mogt een minnaar al te onbescheiden zijn dan was hij insgelijks niet zeker van zijn leven. Niet lang geleden werd een magtig magistraats-persoon op klaarlichten dag door eene onzigtbare hand eene doodelijke wond toegebragt, omdat hij zich op eene onwettige liefdegeschiedenis beroemde.
Het gevolg van deze onbeperkte vrijheid is dat de vrouw in Perzië in alle publieke aangelegenheden hare stem kan doen gelden, bij alles gebruikt ze haar invloed, zelfs op staatkundig terrein. Ze weten den minister en den staatsbeambte aan haar leiband te doen loopen, terwijl zij zelve worden beheerscht door waarzegsters en tooverheksen die immer in de vrouwenvertrekken te vinden zijn.
Het is in Perzië goedkoop huishouden, men heeft niet veel noodig om in zijn levensonderhoud te voorzien. Men treft hier niet zoo als bijna overal elders een natuurlijk afgrijzen voor den dood en de dooden aan.
Als een misdadiger is ter dood gebragt, dan laat men zijn lijk maar op de openbare markt liggen, ter prooi der honden, die het verscheuren. Mijn paard heeft dikwijls gestruikeld over zulk een hinderpaal of er een zijsprong om gemaakt, maar het ligtzinnig publiek dat elk oogenblik een dergelijk lot kan ondergaan, loopt er al lagchende en pratende voorbij.
Zin voor huiselijkheid of teedere gehechtheid tusschen echtgenooten moet men over 't algemeen in Perzië niet zoeken. Er heerscht in de gemeenschappelijke woning geene orde, netheid of rust, er is niets wat iets aantrekkelijks voor den man zou kunnen hebben, zijne vrouw is hem ook zelden eene vriendin of ‘eene hulpe tegenover hem,’ zoo als de
| |
| |
H. Schrift zegt. Eene bedaagde matrone zeide mij eens met een veel beteekenenden blik: ‘Ja! weet ge, mijn man zou zich al lang hebben laten scheiden, maar ik kan zoo naar zijn smaak koken.’ ‘Hij houdt zoo veel van mij,’ zeide eene andere dame die in het dames salon eene eerste plaats innam ‘omdat ik zoo dik en vet ben.’ 't Is ligt te begrijpen, dat daar de betrekking tusschen man en vrouw zoo weinig innig is, de laatste zich bij de tegenpartij schaart als haar echtgenoot in ongenade valt, en ze zich haast om eene echtscheiding te bewerken.
Sterft de man dan begeeft zijne weduwe zich naar zijn naasten bloedverwant, deze is verpligt voor haar te zorgen, volgens een eeuwenheugend gebruik in het Oosten. Is ze nog jong, dan zoekt hij voor haar een ander echtgenoot, anders moet hij haar voedsel en huisvesting geven.
Behalve de erkende vrouwen heeft men nog eene soort van wettige bijwijven ‘Seegas’ genaamd; deze worden echter meestal als dienstbaren beschouwd; ze eten niet aan tafel en zijn slechts zelden in de tegenwoordigheid van haar heer en meester. Men zegt echter dat deze vrouwen in tegenspoed en in de ure des gevaars meer trouw en gehechtheid aan den dag leggen dan hare meer bevoorregte zusteren. Hare kinderen hebben gelijke regten op de nalatenschap als het kroost der wettige echtgenooten.
Eer ik dit verslag over de Perzische vrouwen eindig, moet ik nog eene waarlijk gebeurde en aandoenlijke geschiedenis verhalen, die wel in tegenspraak schijnt te zijn, met al wat ik hierboven vertelde. 't Is waarlijk eene gunstige uitzondering op den algemeenen regel. De voormalige eerste minister was gehuwd met de zuster van den koning. Hij was algemeen bekend als iemand die een zeer ridderlijk, regtschapen karakter had. In waarheid minister, oefende hij door verlichte kennis een zegenrijken invloed uit op zijne landgenooten, die hij bijna met onbeperkt gezag regeerde. Niemand had iets op zijn zedelijk gedrag of op geheel zijne levensmanier aan te merken. Hij was grootmoedig, onomkoopbaar, vergevensgezind, vrijzinnig, mild, in een woord, in de geschiedboeken van Perzië zal men moeijelijk een tweede voorbeeld van zulk een uitmuntend karakter vinden. Daarenboven maakte hij nieuwe wegen, moedigde landbouw
| |
| |
en koophandel aan, hij bragt eene wijziging in de gruwzame strafoefeningen, stichtte herbergen voor reizigers, ook rigtte hij magazijnen op. Hij was misschien de meest merkwaardige wetgever die ooit in 't Oosten, aan 't bestuur is geweest.
Hij was echter misschien wel wat al te veel gesteld op weelde en het voeren van een grooten staat, hierin ging hij even als Bacon, Wolsey en de kardinaal de Richelieu zijne krachten te boven. Het zou echter de vraag nog zijn, of dit niet aan eene andere reden dan alleen aan praalzucht moet worden toegeschreven. Door geheel de wereld en vooral in Perzië hecht men veel aan ‘al wat voor oogen is,’ en iemand die zich vooral dáár van de achting des volks wil verzekeren, moet zich noodwendig in eene luisterijke omgeving bewegen. Men vertelde echter dat hij zich boven den koning wilde verheffen. Een koksjongen moest uitstrooijen dat hij was omgekocht om vergif te mengen in de spijzen die op de koninklijke tafel kwamen. Deze valsche beschuldiging had ten gevolge dat de minister van zijn ambt werd ontzet, en zich alleen door eene overhaaste vlugt moest zoeken te redden.
Door tusschenkomst van Europesche gezanten, werd zijn leven nog eenigen tijd gespaard, maar hij mogt toch niet in de hoofdstad terugkeeren. Zijne echtgenoot, eene schoone, lieftallige jonge vrouw, innig aan hem gehecht, vergezelde hem overal. Dag noch nacht verliet ze hem, ze zorgde en steeds voor te zamen met hem te eten, want ze wist wel dat men haar geen vergif zou toedienen. Om zeker te zijn, leefden ze gedurende geruimen tijd slechts van gekookte eijeren. Maar zijne vijanden hadden geen rust zoo lang hij leefde, daarom namen zij list te baat. Ze stelden een van die hatelijke oude vrouwen in 't werk, die al het kwaad dat er in Perzië voorvalt aanstoken; deze begaf zich naar de echtgenoot van den minister, en lokte haar in den tuin, onder voorgeven dat een bode van den koning haar daar spreken moest. Deze verteide dat haar gemaal gratie had gekregen, dat hij zich nu naar 't bad moest spoeden, daar was een eergewaad voor hem in gereedheid, hiermede gekleed, zou hij in zijne vroegere waardigheid hersteld worden. Vol vertrouwen laat ze haar echtgenoot van zich gaan. Aan
| |
| |
't bad gekomen vindt hij daar den scherpregter. De minister was iemand van krachtigen ligchaamsbouw, een forsch sterk mensch. De scherpregter voelde zich niet op zijn gemak, misschien hoorde hij ook de stem van zijn geweten, hij had toch zijne betrekking, ja al wat hij bezat aan den gevallen staatsdienaar te danken. Maar in Perzië wordt de wil des konings onbepaald geëerbiedigd, en zijne bevelen worden soms met slaafsche onderdanigheid ten uitvoer gebragt. Den minister werd de keus gelaten op welke wijze hij den dood wilde ondergaan; hij nam vergif in, dit werkte echter niet schielijk genoeg, toen opende men aderen in de armen en in de dijen.
Terstond na zijn dood wilde men zijne weduwe uithuwelijken aan den zoon van zijn opvolger. Ze was echter ontroostbaar; nimmer kon ze den echtgenoot vergeten, wien ze zoo teeder beminde, en wiens leven ze ten koste van het hare had willen redden. |
|