| |
Eenige nog niet algemeen bekende bijzonderheden omtrent graaf Cavour,
naar aanleiding van het onlangs verschene werk van
Ed. Dicey, getiteld: Cavour, Memoirs,
door H.J. Brill.
Een zeer geacht, en over de gehecle beschaafde wereld verspreid blad, the illustrated London News, zegt van dezen schrijver, die ook ‘Rome in 1860’ geschreven heeft, ‘dat men aandachtig moet toeluisteren, wanneer hij over Italië spreekt.’ Hij heeft getoond en toont op nieuw, dat hij een diepen blik in Italië's staatkunde heeft geslagen, den politieken toestand van Italië kent en doorziet, zoowel in hare bekende als meer onbekende, geheime betrekkingen. Daarom vordert deze ‘Herinnering aan Cavour’ de aandacht, daar schrijver zeer juist zegt, dat de tijd nog niet is gekomen, om eene volledige levensbeschrijving van dezen staatsman te leveren. Er moeten nog jaren verloopen, zegt hij, eer beide, zijne vrienden en zijne vijanden, daartoe eerlijk genoeg over hem zullen kunnen oordeelen. Maar dit kan nu reeds aangetoond worden, dat het werk, waaraan Cavour zijne krachten en zijn leven had gewijd, en dat hij bij zijn vroegtijdigen dood bijna voltooid heeft achtergelaten, op vasten grondslag rust. Cavour zelf, gaat genoemd blad voort, was uiterst onverschillig omtrent de wijze, waarop men zijne handelingen en de drijfveêren daarvan uitlegde, en ofschoon hij, zonder eenïgen twijfel, zijne grondbeginselen en gedragingen op op de afdoenste wijze in een daglicht zou hebben kunnen stellen, dat ze boven elke ongunstige beoordeeling verhief, was het hem genoeg zijnen tijd af te wachten, te werken op de wijze die hem het geschiktste voorkwam, om zijn doel te bereiken; de beoordeeling zijner daden daarbij, met het
| |
| |
volste vertrouwen, aan de nakomelingschap overlatende, gelijk zovele groote, doch onbegrepen mannen vóór hem hadden gedaan.
Des heeren Dicey's Memoirs beginnen met eene omstandige opgave van de afkomst van Cavour, die zeker niet algemeen bekend is en wel eenige vermelding verdient. Men weet toch zeker niet algemeen, dat de ware naam der familie Cavour eigenlijk ‘Benso’ is en die van een der oudste geslachten van Piedmont. De overlevering zegt, dat de stam vader der Bensi uit Saksen, anderen zeggen uit Zwitserland, (Bazel) afkomstig is. Doch hoe dit zij, dit is zeker, dat er reeds vóór 1150 in de jaarboeken van het huis van Savoije een Huberto Benso voorkomt, die burggraaf was van Baldisetto en beer van Santena, nog tegenwoordig de zetel der familie en waar Cavour, volgens zijne laatste begeerte, ook begraven is. Gedurende de middeleeuwen schijnen de Bensi zich aan de kleine en onaanzienlijke republiek Chieri te hebben aangesloten, aan welke hunne bezittingen grensden. In de oorlogen der Guelphen en Gibelijnen waren zij de partij der laatsten, of keizerlijken, toegedaan, en toen Hendrik VII, van Luxembrug, Italië binnenrukt was het een Ardicio Benso, die van wege de vrije stad Chieri naar den Duitschen keizer afgevaardigd werd.
Toen de hertogen van Savoije hunne heerschappij ook tot de Neder-Alpische provinciën uitbreidden, komt de naam der Bensi voor onder de eerste grooten van het hertogelijke hof en die der naburige staten. Godofredi Benso, gouver neur van Turin, verdedigde de vesting Mont-Melian tegen de legers van Lodwijk XII van Frankrijk. Cesare Benso was omtrent denzelfden tijd bisschop van Asti. In 1598 was Ascanio Benso staatsdienaar van den hertog van Parma, terwijl Antonio Benso, als kolonel in dienst der Venetiaansche republiek, zich bij het beleg van Cyprus ten hoogste onderscheidde. De namen van vele andere Bensi worden verder in de geschiedenis van onderscheiden Tialiaansche staten met lof vermeld, tot wij eindelijk in de 18de eeuw een Michaele Benso aantreffen, die ridder was van de H. Annunciado en tot den rang van markies werd verheven, welke titel hem werd opgedragen met het kleine dorp Cavour, in Pignerol gelegen. In
| |
| |
Italië, waar men, in vergelijking met andere landen, met titels tamelijk achteloos te werk gaat, waren de Bensi de Cavour sedert dien tijd eenvoudig onder den naam van Cavour bekend, schoon alle leden der familie steeds den naam van Benso hebben gedragen en dien nog dragen.
Ten tijde van het Napoleontische bewind in Italië was hoofd van het geslacht de markies Michaele Giuseppe, de vader van den nu beroemd geworden graaf Cavour. Toen Piedmont, onder den naam van Departement des Hautes Alpes bij Frankrijk ingelijfd en onder het bestuur van den prins Borghese, echtgenoot van de schoone Pauline Buonaparte was gesteld, was de markies di Cavour opperkamerheer aan dat hof. De geheele familie Cavour van die dagen was inderdaad ten naauwste met de Buonapartes verbonden. De markiezin, Cavour's moeder, uit het oude huis der Sellons van Geneve gesproten, was staatsdame van de prinse Pauline; eene der zusters van den markies, de hertogin de Clermont-Tonnerre, bekleedde dezelfde betrekking aan het keizerlijke hof in Frankrijk, terwijl eene andere zuster, mevrouw d'Auzers, dame d'atour van koningin Hortense, de moeder van den tegenwoordigen keizer der Franschen, was.
Het was op het tijdstip, dat de roem van het eerste keizerrijk zijn toppunt had bereikt, toen de overwinningen van Esslingen en Wagram en de zegevierende intogt in Weenen door het huwelijk van den keizer met de aartshertogin, Marie Louise van oostenrijk, was gevolgd, dat het kind, later graaf Cavour, zijns vaders tweede zoon, het eerste levenslicht aanschouwde. Van zijne geboorte af stond hij onder de bijzondere bescherming der Napoleoniden. Den 10 Augustus werd hij onder den naam van Camillo Benso di Cavour gedoopt, en ontleende zijn voornaam aan den prins Borghese, die de plaats van peet bekleedde, terwijl prinses Pauline het kind boven de doopvont hield. Eene halve eeuw later, dag voor dag, was het een andere Napoleon, evenzeer keizer der Franschen, die elk uur tijding liet inwinnen omtrent den toestand van den grooten Italiaauschen staatsman, die lag te sterven, in hetzelfde huis waarin hij was geboren en waarin bij aan de hand der zuster van Napoleon I, het eerst aan de wereld was voorgesteld. Deze veelyuldige punten van aanraking tusschen het geslacht
| |
| |
der Cavours en dat der Buonapartes zijn zeker niet zonder invloed geweest op de wijze waarop hij te Biaritz door Napoleon III is ontvangen; zij hebben misschien het hunne toegebragt om hem tot den veldtogt van 1859 te doen besluiten.
De kindschheid en eerste jeugd van Cavour biedt niets belangrijks aan. Nog zeer jong werd hij naar de militaire school te Turin gezonden, en op tienjarigen leeftijd als page aangesteld bij Carlo Alberto, prins-regent van Savoije-Carignan, gedurende den tijd dat Victor Emmanuel I zich tijdelijk had teruggetrokken; doch bij de herstelling van dezen laatste werden de Cavours, wegens hunne vroegere gehechtheid aan de familie Buonaparte, met koelheid aangezien en bejegend, en de jonge graaf, waarin volstrekt niets van een hoveling stak, als ongeschikt voor de betrekking van page, teruggezonden; - zoo men zegt, tot zijne onuitsprekelijke blijdschap. - Hij trad in militaire dienst veel vroeger dan de reglementen zulks toestonden; doch het soldatenleven viel evenmin in zijn smaak als het hofleven en zeer spoedig legde hij zijne betrekking neder.
Ofschoon toen reeds den middelweg op staatkundig terrein betredende, dien hij tot zijn einde bewandeld heeft, dat is, volkomen vrijzinnig, zonder daarom gemeene zaak te maken met de revolutionaire partij in Italië, werd hij toch spoedig het voorwerp van het bijzonder toezigt der Oostenrijksche policie. Hij reisde daarom buitenslands en hield zich zeer lang in Frankrijk en ook geruimen tijd in Zwitserland op. Zijn verblijf in Engeland was nimmer van langen duur, schoon hij voor dat land eene bijzondere voorliefde gevoelde, welke haren oorsprong had in de opmerking, daat dáár in alles den voorrang aan de praktijk boven de theorie werd gegeven, hetgeen geheel in overeenstemming was met zijn karakter, dat steeds, zelfs ten opzigte van het nieuw opgerigte keizerrijk in Frankrijk, de onverbiddelijke logica der feiten, meer dan zijne betrekking met de familie Buonaparte in het oog gehouden heeft. Zijne bekendheid met Engeland en zijne instellingen en gewoonten schijnt hij evenwel niet in dat land zelf te hebben opgedaan, maar door het lezen en lestuderen van vele werken in die taal en door den omgang met verlichte en zaakkundige Engelschen te hebben verkregen. Gedurende zijne
| |
| |
buitenlandsche reizen, op welke hij meest altijd landen bezocht waar hij vrijheid en vooruitgang aantrof, bestudeerde hij grondig, - schoon hij algemeen voor een gewoon tourist werd aangezien, - het karakter, de letterkunde en den regeringsvorm der volken onder welke hij zich bevond.
Ofschoon dit aanvankelijk zeer weinig werd opgemerkt, was de eerzucht toch steeds een van zijne voornaamste karaktertrekken. Op welk standpunt hij zich bevond, altijd had hij den blik gevestigd op het groote doel zijnsslevens, waarnaar hij met alle krachten streefde en zou blijven streven. Al bleek dit niet uit vele zijner gezegden en hadelingen, dan nog zou het volgende een ieder hiervan ten volle overtuigen. Toen hij vier en twintig jaar oud was hield hij briefwisseling met de markiezin Barillo, en in een van zijne brieven, in antwoord op een schrijven van deze dame, waarin zij hem beklaagt omdat hij bij het hof in ongenade was gevallen, zegt hij: ‘Ik ben u zeer dankbaar, mevrouw, voor het deel dat gij in mijn ongeluk neemt, maar ik kan u de verzekering geven, dat ik mijn weg ondanks dit wel vinden zal. Ik beken het, ik ben eerzuchtig, boven mate eerzuchtig: en zoodra ik minister ben zal ik deze mijne eerzucht regtvaardigen. In mijne droomen zie ik mij reeds minister van het koningrijk Italië.’
Welk een praktikaal man hij was, blijkt uit het volgende. Men had bemerkt dat een der eigendommen van zijne tante, de hertogin de Clermont-Tonnerre, in de Ardennen gelegen, zeer slecht beheerd werd en veel minder opbragt dan het had moeten doen. Zoodra de jonge Cavour dit hoorde, verzocht hij van zijne tante de vergunning, om deze bezitting in persoon te mogen beheeren. Dit werd hem toegestaan, en nadat hij bijna twee jaren op dit afgelegen landgoed had doorgebragt, en zelf het beheer had gevoerd, was niet alleen de waarde daarvan verdubbeld, maar het bragt ook het dubbele op.
Misschien zal het velen der bewonderaars van Cavour onaangenaam in de ooren klinken te hooren, dat hij een grenzelooze liefhebber van het spel was, ja, dat dit zijne bezittingen eens in ernstig gevaar heeft gebragt. Met de gematigdheid en vastheid van karakter, die hem in alles kenmer ken, nam hij nu niet het besluit om niet meer te spelen,
| |
| |
geene kaart meer aau te raken, - maar hij verminderde eenvoudig zijn inzet en speelde door. - Uitgezonderd de laatste jaren, toen zijne tallooze bezigheden hem dit verboden, was Cavour een geregeld bezoeker van de Turijnsche whistclub, en stond bekend als de beste whist-speler van dien club. Op een zijner laatste bezoeken in Frankrijk, toen hij reeds minister was, werd hem voorgesteld om met den heer Rothschild om duizend francs het punt te spelen; hij nam dit aan en won honderd vijftig duizend francs. De schrijver der Memoirs is van meening, dat bij hem het spel eene liefhebberij was, geen hartstogt; dat hij er genoegen in vond, niet aan verslaafd was; - zijn eenigste hartstogt was trouwens ook het staatsleven.
Er is van hem bekend, dat hij eens in een tweegevecht heeft gestreden. bij deze gelegenheid schoot hij zoo, dat hij zijne tegenpartij noodzakelijk missen moest.
Bij een terugblik op Cavour's staatkundige loopbaan valt in het oog hoe betrekkelijk kort die geweest is. Van 1840 tot 1846 was het voor hem een tijd van afwachten, dien hij voornamelijk besteedde met overstaathuishoudkunde te schrijven. In 1847 wijdde hij zich aan de journalistiek en stichtte het blad de Risorgimento (de herleving, de wederopstanding) waarvan hij als hoofdredacteur optrad en waaraan hij, tot in 1850, talrijke artikelen leverde. Vele van deze zullen met belangstelling gelezen worden, vooral die oproeping te wapen, die den 23 Maart 1848, toen de oorlog op het punt stond van uit te barsten, in zijn dagblad verscheen.
Aan den oorlog zelven nam hij geen deel.
Bij de eerste verkiezingen van een parlement, die op de invoering der constitutie volgden, werd hij wel niet gekozen, maar trad spoedig daarna op als afgevaardigde van Turin. Er waren toen drie partijen in het huis; de linkerzijde, die de revolutie vertegenwoordigde, de regterzijde, klein in getal, die het oude aristokratische beginsel min of meer voorstelde en het centrum, dat uit constitutionelen bestond. Onder dezen, die het ministerie ondersteunden, nam Cavour, zijn karakter getrouw, plaats. Het groote doel dat hij zich nu voorstelde was de constitutie, bij elk gevaar dat haar bedreigde te hand-haven, en dat zij werkelijk ongeschonden is gebleven is in geene geringe mate aan de pogingen van Cavour te danken geweest.
| |
| |
Sinds dezen tijd klom hij steeds hooger, schoon langzaam en als trapsgewijs. Eindelijk, in October 1852, werd hij eerste minister van Piedmont, en deze hooge betrekking bekleedde hij, met kleine tusschenpoozen, gedurende de laatste negen jaren, tot hij ten laatste het toppunt van zijn streven, het doel zijns levens bereikte en eerste minister van het koningrijk Italië werd. |
|