Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1861
(1861)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 553]
| |
tuigd te zijn, dat er in de laatste jaren misschien te veel rekenboekjes zijn uitgegeven. Maar toch heeft hij den moed, om te denken, dat de zamenstelling van een nieuw geen onnutte arbeid zoude zijn. Wanneer zal de tijd toch eens aanbreken, dat men eens eene ferme opruiming, eene schifting en scheiding van dat legio schoolboeken zal houden? Een schoonmaaktijd, als we dat zoo mogen noemen. ‘Die wrevele Recensent!’ roept de schrijver welligt uit, ‘ik merk het al, op een ongelukkig oogenblik heeft hij mijn werkje in handen gekregen.’ ‘Neen, heer Veenstra! Zoo is 't niet. Wij kennen u niet, maar uit den inhoud van de voor ons liggende werkjes vermeenen we te mogen opmaken, dat gij een praktisch onderwijzer zijt. En juist daarom herhalen wij nogmaals: ‘kwam er eens een tijd van opruiming!’ ‘Want al is uw werk nog zoo goed, en al zijn uwe vraagstukken nog zoo goed gekozen, het aantal rekenboeken - rijp en groen - is zóó groot, dat gij het uwen ambtsbroeder waarlijk niet euvel kunt duiden, wanneer hij, uw werk ter inzage krijgende, zegt: ‘'t is niet, om bij te houden; ik kan 't eene half jaar niet dit en 't andere weder dat op mijne school invoeren!’ Vraagt gij ons naar ons onpartijdig oordeel, dan zeggen wij ronduit, dat wij de voorstellen zeer gepast, zeer doelmatig ingerigt vinden. Vraagt gij ons, of er eene behoefte aan is, dan antwoorden wij, dat de boekjes der Haagsche onderwijzers, en de later uitgekomene Practische Rekenboeken voor de Volksscholen, te Amsterdam bij Brinkman, volkomen met de uwen overeenstemmen, en wij nog aarzelen, aan wie wij de voorkeur zouden geven. Hartelijk wenschen wij - uw arbeid verdient dit ten volle - dat vele van die zoogenaamde machinale rekenboekjes plaats mogen maken voor de uwen. Dit is alles, wat wij voor uwe papieren kinderen kunnen doen. De heer Suringar is een wakker uitgever en heeft ze een voegzaam gewaad aangetrokken. Zeer netjes, maar besmettelijk; eene wat steviger stoffaadje ware niet kwaad geweest! En hiermede zij u verder moed en lust in en voldoening van uwen arbeid toegewenscht. Des Ch. |
|