steden in aanmerking kunnen komen, noemt de S. de ten Z. en Z.W. van de stad gelegene zoogenaamde Poel; de fabrijken worden in de tweede plaats genoemd en wel bepaaldelijk de gas- en garancine-fabrieken, die hun stinkend water in de stadsgrachten laten loopen en waarover men ook in Rotterdam herhaaldelijk in de dagbladen klaagt.
Dat dit op de gezondheid een nadeeligen invloed uitoefent en het cijfer der sterfteverhouding doet klimmen, behoeft geen betoog. Wij zeggen het den S. na: ‘Wij kunnen den wensch niet onderdrukken, dat zoowel ons stedelijk bestuur als onze industriëlen zich steeds het motto zullen herinneren, geplaatst aan het hoofd van Dr. Ali Cohen's werkje: ‘Over algemeene gezondheid en fabriek-nijverheid.’ ‘Oui sans doute...l'industrie doit être libre, mais sous la condition expresse de ne point nuire à autrui.’
Verder noemt de S. het stelsel van privaten, urinoirs, riolen en goten, alsmede de varkenshokken en mestvaalten binnen de bebouwde kom der gemeente, en wij moeten dan ook volmondig toestemmen, dat de gemeentebesturen over het algemeen hierin, wat al te nonchalant te werk gaan en daarop te weinig toezigt houden, en zij zijn het vooral, die het door den S. aangehaalde versje van den predikant W. Sluiter te Eibergen, in den jare 1608 op zich toepasselijk maken, dat luidt:
‘Of daer de straten dan vol drek zijn,
Of daer de poorten maar een hek zijn,
Of bij elck huys een mestvaelt is,
Wat geeft mij dat voor hindernis!’
Bijzonder belangrijk is vooral het gedeelte dat handelt over het voedsel en de verschillende wijzen van voeding, die tot eenen meerderen of minderen gezondheidstoestand aanleiding geven. Ook hierin geeft de geleerde S. blijken van groote belezenheid en naauwgezet onderzoek, en ook al wêer hierin, vergenoegt hij zich niet enkel en alleen met de hem verstrekte statistische opgaven, maar trekt er resultaten uit, die wel der overweging waardig zijn. Gaarne, van harte gaarne, zouden wij hiervan eenige citaten willen mededeelen, de beperkte ruimte waarover wij echter mogen beschikken, laat zulks niet toe; genoeg zij het daarom, dat wij het belangstellende publiek