den 29sten Januarij 1860, en zijne asch ligt op het kerkhof te Bonn, niet ver van die van zijn' vriend Bunsen.
Ook Dahlmann, die Bunsen slechts zeven dagen heeft overleefd, voegt in hunne nabijheid. Hij was een man van ernst en karakter, een verdienstelijk geschiedschrijver en een scherpzinnig en eerlijk staatsman.
Het valt ons, die de eerzuil, Bunsen door zijn' vriend, den Hoogleeraar Gelzer te Berlijn, gesticht, met genoegen in handen namen, moeijelijk te zeggen, of Bunsen meer uitmuntte door de gaven van den geest dan door die van het hart; maar de indruk, dien het gelezene op ons maakte, was van dien aard, dat wij tot het besluit kwamen, dat Bunsen, zonder den minsten twijfel, tot de zeldzaamste en edelste menschen behoord heeft. Het zal welligt dezen of genen lezer zonderling voorkomen, dat wij zoo even spraken van eene eerzuil, die in handen genomen werd; doch, waarom zou de pen van een' bekwamen auteur niet even goed veredelen en onsterfelijk maken kunnnen, als het penseel van den schilder, de stift van den graveur of de beitel van den beeldhouwer?...Wat ons betreft, wij achten ons gelukkig de aandacht onzer landgenooten op het werkje van professor Gelzer te mogen vestigen. Wáár zielenadel en grootheid des geestes in eene gelukkige vereeniging aanwezig zijn, is het de pligt van den beoordeelaar, om zijn aandeel in den welverdienden lof toe te brengen.
Te midden der laagheden van zooveel onbeduidende en kruipende wezens, als onze hedendaagsche maatschappij bezoedelen; bij het aanschouwen der nietige menschen, die alléén door vleijen en huichelarij zich staande houden; bij de treurige ervaring, dat behendig veinzen en bedriegen een' onkundigen en karakterloozen man tot een' kapitalist kunnen vormen, die zijn onregtvaardig verkregen goud in zijnen kelder verbergt; - bij al die monstruositeiten, welke het zedelijke gevoel diep kwetsen, is het, in ons oog, een hoogst aandoenlijk en voorwaar hartverkwikkend schouwspel, wanneer men een' man van erkend talent en van welverdienden invloed ziet nederdalen tot den jeugdigen mensch, om dezen op het arbeidsveld te brengen, waar deze jonge man zich het best zal kunnen ontwikkelen en het nuttigst zal kunnen werken. Zulk een geluk viel onzen braven Bunsen ten deel,