Voorrede (liever: Voorwoord) dat het in eene reeds lang bestaande behoefte voorziet, niettegenstaande men weet dat hun getal is...legio. De heer H. heeft echter wijselijk begrepen, dit woord niet te moeten bezigen overtuigd als hij is, dat er in den laatsten tijd zooveel leerboeken over Scheikunde zijn uitgekomen, dat men bijna niet weet welk boek men het eerst zal aanbevelen, maar als leerboek zijn deze in druk verschenen voorlezingen dan ook geenzins bestemd; ze zijn volgens den heer H. enkel in het licht gegeven op begeerte van vele toehoorders, die de heer H. onder zijn auditorium telde en in zooverre hebben wij er vrede meê, omdat daarin het onmiskenbaar bewijs ligt, dat de zucht naar kennis meer en meer begint te ontwaken, getuigen het de stapels: ‘Populaire voorlezingen, voordragten, handboeken, handleidingen, brieven’ enz. die jaarlijks het licht zien; zeer vele dergelijke die nu en dan onder onze aandacht komen, beantwoorden echter weinig aan den titel, daar ze òf te geleerd zijn en dus boven de bevatting gaan van het eigenlijke volk voor wie ze bestemd zijn, òf zoo weinig degelijks bevatten dat het ‘volk’ er toe gebragt wordt, om geen hoogen dunk te krijgen van de wetenschap die men het wil leeren beoefenen, doch wij bekennen dat ook hierin de middenweg niet gemakkelijk is te vinden en dat volgens den heer H., het schrijven in zoogenaamden populaire(n) trant niet altijd even gemakkelijk is vol te houden. In vroegeren tijd hield men er bijv. veel van, om zulks te doen bij wijze van zamenspraken tusschen: ‘den vader’ (een ultra geleerd persoon) ‘Jantje, Lotje’ enz. (allen zeer leergierige en voor hunne jaren bevattelijke kinderen) waaraan ons nog het Natuurkundig Schoolboek van Buis zaliger, herinnert; sedert men echter bespeurd heeft, dat het geslacht van zulke wijze kindertjes geheel is uitgestorven, heeft men eene andere methode gevolgd, meer
overeenkomstig de eischen des tijds, waarbij het opmerking verdient, dat de geleerdste mannen het niet beneden zich achten van hunne kennis mede te deelen tot zelfs aan den minsten leek, hetwelk men vroeger zooveel mogelijk trachtte te voorkomen, door alles wat betrekking had op wetenschap, in eene alleen voor ingewijden verstaanbare taal te schrijven, waarbij het: ‘Odi et profanum vulgus’ eene strenge toepassing vond.