De grillige vrouw. Uit het Zweedsch van E. Flygare Carlèn, schrijfster van de eenzame op de Joannesrots enz. enz. Drie deelen. (Te) Amsterdam, (bij) J.D. Sybrandi. 1860. Prijs ƒ 9.
De begaafde landgenoote van Frederika Bremer, aan wier pen wij dit boek te danken hebben, heeft zich ook ten onzent zoo gunstig een naam verworven, dat wij ons zelven, zoodra wij de lectuur van de grillige vrouw aanvingen, eenige aangename uren voorspelden. Onze verwachting is niet te leur gesteld, maar overtroffen. Het is geen uitgevers-bluf, wanneer de heer Sybrandi dit werk als het meesterstuk van de Zweedsche schrijfster adverteert.
Zooals de titel, in verband met het bekende genre van Flygare Carlèn, vermoeden doet, is de roman eene karakterstudie. Eene grillige vrouw - ziedaar het onderwerp, de hoofdfiguur van het verhaal. Eene grillige vrouw - bevangt u niet eene rilling, lezer, alleen maar bij het hooren van deze woorden? Grilligheid, zij is helaas een der péchés capitaux - zijn er zeven of meer, lieve lezeres? - der dochteren Eva's. Menige anders beminnenswaardige maagd maakt ze onuitstaanbaar, en menige huisvrouw tot huisplaag, en - wat het ergste is, menig vrouwenhart wordt door haar bezoedeld en verdorven. Of zeg ik er te veel van? Durft gij 't beweren, wanneer ik u herinner, dat coquetterie de meest voorkomende soort van vrouwelijke grilligheid is? Van zulk eene grillige vrouw laat de schrijfster ons 't hart bespieden; het wordt voor ons oog ontleed, zooals het zich openbaarde in verschillende perioden. En zoudt ge niet meenen, dat u eene monsterachtige gedaante zal worden vertoond? Het tegendeel gebeurt; de grillige Edith is een edel wezen; anderen brouwt zij door hare grilligheid menig onheil; zich zelve ontrooft zij 't geluk van een groot gedeelte des levens, 't is waar; maar steeds koestert gij sym-