Eene voorafgaande opmerking houde men ons ten goede. Zij is deze:
Het gaat in onze materialistische dagen maar al te veel met het edele en onpartijdige streven der Nederlandsche kritiek, als met de welsprekende vertoogen der Flaminganten bij onze Zuidelijke voormalige broeders in België. Te vergeefs blaast de kritiek op hare duizendtongige trompetten, te vergeefs luidt zij, met volle kracht, hare schelklinkende brandklokken, te vergeefs wijst zij iedere maand op de voetangels en klemmen, die op de beurzen van het publiek zijn aangelegd, - uitgevers en auteurs laten haar waarschuwen en roepen, en......zij gaan hunnen ouden gang! Al schudt zij die speculanten nu en dan op eene vrij onzachte manier wakker, zij dommelen spoedig weder in, en leveren in het voorjaar, na eenen winstgevenden winterslaap, met verfrischte groeisterkte, distels en onkruid op het veld der vaderlandsche letterkunde. Vooral is zulks van toepassing op de rubriek: Schoolboeken, en het boven aangekondigde werkje is een vernieuwd bewijs, dat men niet schroomt, zelfs met oude middelmatige (onzes bedunkens, is dit woord toch niet te kras!) produkten de onderwijzers in hunne soms moeijelijke keus van geschikte en doeltreffende leerboeken op een dwaalspoor te brengen, en daarbij de jeugd prijs te geven aan de onvermijdelijke kwade gevolgen, die uit het gebruik van prulwerkjes noodwendig moeten doen ontstaan.
De zoogenaamde ‘Oefeningen in het schrijven der Fransche taal’ bestaan uit eene rhapsodie van links en regts verzamelde volzinnen, die, over het algemeen, niets om het lijf hebben, en zonder oordeel of nagedachten zijn ter neder geflanst. Daar, waar de schrijver heeft goedgevonden fransche auteurs na te schrijven, zijn de verzamelde phrases goed gesteld, en zonder taalfouten overgenomen. Hij is evenwel minder gelukkig geweest in het fabriceren van zinnetjes, die een Parijsche schooljongen van tien à twaalf jaren voorzeker beter zou leveren dan de heer R. gedaan heeft. Het doet ons leed, zulks te moeten zeggen, daar de heer R. met regt, als een der Redacteuren van het Maandblad van het Onderwijzers-Genootschap, op het gebied der Nederlandsche taal en dat der Opvoedkunde, door velen geacht wordt; maar deze omstandigheid mag ons niet blind doen