boek te componeren: hiertoe behooren kunde; practische ondervinding en takt in het stellen, en wij durven niet beslissen, naar het geleverde te oordeelen, of dit criterium, bij onzen compilator van uitgebreider aardrijkskundige werken, aanwezig was, of ooit zal worden.
Op bl. 1, lezen wij: ‘Men kan elk voorwerp verkleind voorstellen of er eene afbeelding van maken.’ Dit is onjuist, om niet te zeggen onwaar. Wij ten minste, om maar iets te noemen, zien geene kans om de infusiediertjes, waarvan er zich honderden in een' droppel regenwater bevinden, overeenkomstig hunne natuuurlijke grootte, veel minder verkleind, voor te stellen.
Vijf pagina's verder, zegt de schrijver: ‘De zon staat stil in het midden van ons zonnestelsel; zij heeft evenwel eene aswenteling.’ - Stil staan en te gelijk om eene as wentelen, is onmogelijk; ook heeft nog niemand kunnen bewijzen, dat de zon zich in het midden van ons zonnestelsel bevindt.
Op bl. 16, staat: ‘Europa heeft de zachtheid van zijn klimaat te danken aan het bestaan en de ligging van Afrika.’ Op die zachtheid valt nog al wat af te dingen! Koude en onguurheid heerschen verreweg over het grootste gedeelte van Europa, en de zachtheid van het klimaat is er eene uitzondering, die alleen aan de zuidelijk gelegen landen ten deele valt.
Wat den schrijver heeft kunnen nopen, om den naam der Cévennes (fransch) tot Sevennen te herdoope (zie bl. 32), verklaren wij niet te begrijpen; evenmin waarom hij (pag. 40) schrijft het Skagerrak en onmiddellijk daarop 't Kattegat. Ook keuren wij de uitdrukking af van niet zeer aanzienlijke heuvels, welke de heer de Groot, met betrekking tot de zandhoogten in Gelderland, bezigt. Bij het lezen van deze woorden, dachten wij onwillekeurig aan de niet zeer aanzienlijke dwergen uit het land der Lilliputters!
Op bl. 89, wordt gesproken van de Militaire Grenzen, die tot de rubriek C. Hongaarsche landen, behooren. Dit land telt (zoo staat er woordelijk) ruim een millioen inwoners, die de zuidelijke grenzen van het rijk, zoowel tegen het indringen van de pest, als tegen vijandelijke invallen moeten beschermen.
Hier wordt aan die inwoners van de Militaire Grenzen,