met elkander over, en konden zich niet genoeg verheugen, zooveel schoons te hebben vernomen van den Heer Jezus, wiens naam bij hen synoniem is van alles wat goed en braaf is. Zij dankten dan ook bij herhaling hunnen vader, van wien zij die mooije boekjes hadden gekregen.
En inderdaad, geachte lezers, de inhoud is allerliefst en volkomen à la portée des enfants; de strekking is nuttig en leerzaam; de verhaaltrant mist gelukkig dat lijmige en vervelende (tedious), waardoor menig werkje in dat genre ontsierd wordt. Wij mogen dan ook gerustelijk onzen christelijken kindervrienden dit tijdschriftje aanbevelen; zij zullen zich over de geringe uitgave van zestig cent voor een geheel jaar niet dan kunnen verheugen.
Tot staving van ons oordeel, achten wij het niet ongepast, eene kleine proeve te laten volgen van de wijze, waarop de ons onbekende schrijver zich van zijne taak gekweten heeft. Het is een groot gedeelte van het vierde verhaal uit het tweede stukje, getiteld: ‘de Kersen.’
Een klein meisje, Emma genaamd, woonde bij haren oom, die zeer veel van haar hield, en alles deed om haar genoegen te doen. Hij had een' grooten mooijen tuin, en in dien tuin was een overvloed van aardbeziën. Op zekeren dag nu, zeide hij tot Emma, dat zij in den tuin mogt gaan en zooveel aardbeziën mogt gaan eten als zij wilde; maar dat zij niet aan de kersen mogt komen.
‘O,’ dacht Emma, ‘als ik zooveel aardbeziën mag eten als ik wil, dan heb ik ook geene kersen noodig.’ En zij sprong vrolijk den tuin in, en begon dadelijk aardbeziën te plukken. Nadat zij er reeds zeer vele had opgegeten, dacht zij: ‘Nu moet ik toch eens naar de kersen gaan zien; niet om er van te eten - o neen! maar alleen om eens te zien, hoe zij er uitzien.’ De kersen hingen groot en rijp tegen den tuinmuur. Zij stond ze eenige oogenblikken aan te zien, en plukte er toen ééne af - het was maar eens om te proeven of ze rijp waren; - doch op die eene, volgde eene tweede, en toen eene derde, en eindelijk at zij er eene groote menigte van. Toen zij nu genoeg had, ging zij weder naar huis.
‘Wel Emma,’ zeide de oom, ‘hebben u de aardbeziën goed gesmaakt?’