Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1861
(1861)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 213]
| |
genomen hadden van de, ons ter beoordeeling gezondene eerste drie afleveringen van het Practisch Volksboek, en in waarheid, de Sneeksche uitgevers maken zich tegenover het wetenschappelijk publiek zeer verdienstelijk, en toonen kennis te nemen van de regtmatige eischen destijds. Menig nuttig boek, menige degelijke lectuur hebben wij aan hun ijverig streven om het veld der wetenschappen uit te breiden, te danken, en het is ons daarom zeer aangenaam, nadat wij nog kortelings in dit tijdschrift op een paar werken hunner pers gewezen hebben, reeds nu weder het bovenstaand Volksboek te mogen aankondigen, waaraan zich zoo vele uitstekende mannen als medewerkers verbonden hebben. De eerste aflevering wordt geopend met een stuk over den invloed van den dampkringstoestand op de gezondheid en den levensduur van den mensch, door Dr. W. Gleuns Jr. Of het eene speling des toevals is, weten wij niet, maar waarheid is het, dat wij reeds dadelijk na onze antikritiek op de wederlegging enz. van den heer G. (zie het vorig No. der Vaderl. Letteroefeningen bladz. 182) ons oordeel over een nieuwe bijdrage van onzen antagonist moeten uitspreken, en hoedanig zal dat oordeel zijn? Wij hebben reeds bij de vorige gelegenheid te kennen gegeven, dat wij rondborstig voor ons gevoelen uitkomen, zonder aanzien des persoons, en ditzelfde getuigenis leggen wij hier nogmaals af, opdat men het in ons billijken zou, dat wij voor deze bijdrage allen lof veil hebben, daar zij op belangrijkheid en degelijkheid, volle aanspraak maken kan. Al heeft dus de heer G. ons vroeger wat al te hard bejegend, zoo gebiedt ons toch de pligt der eerlijkheid hier te verklaren, dat wij het in dit opzigt geheel met hem eens zijn, dat lucht en licht, de noodzakelijkste voorwaarden zijn voor een gezond, gelukkig en langdurig leven. Wij achten het echter niet geheel overbodig, om aan zijn overigens zoo lezenswaardig stukje nog toe te voegen, een bewijs van den schadelijken invloed van de lucht in groote steden op chirurgische operatiën, nl. In Parijs heeft men onlangs de opmerking gedaan, dat chirurgische operatiën in de groote steden, niettegenstaande de grootste geschiktheid der heelkundigen, veel minder gelukkig uitvallen dan op het platte land, en men voert aan, dat men minder gevaar zal loopen, wanneer men zich op een dorp door een | |
[pagina 214]
| |
hoefsmid laat opereren, dan in Parijs, door een beroemd heelkundige; ja men beweert verder, dat nog nooit eene sectio caesarea (keizersnede) gelukt is, ofschoon zij door beroemde heelkundigen verrigt werd, terwijl gunstige resultaten daarvan op het platte land en in kleinere steden niet zeldzaam zijn; zulke stukjes als het bovengenoemde van den heer G. passen juist in geschriften, die bestemd zijn voor het volk; daarbij komt nog, dat het onderhavige, als zijnde overgenomen uit een Duitsch tijdschrift, zoo geheel is omgewerkt en op ons land en zijne omgeving toepasselijk gemaakt, dat men waarlijk wanen zou, iets geheel oorspronkelijks te lezen. Op deze wijze moest er meer vertaald worden en dikwijls niet zoo slaafs en zonder eenig begrip of nadenken, van de eene taal in de andere worden overgebragt; wij voor ons lezen ten minste liever eene onberispelijke vertaling van een degelijk onderwerp, dan een soi-disant oorspronkelijk stuk uit sommige onzer zoogenaamd oorspronkelijke Hollandsche tijdschriften. Degelijke oorspronkelijkheid keuren wij niet af, maar af te keuren wat goed, waar en navolgenswaard is, al kwame het ook van de Eskimo's, kunnen wij óók niet; ook hierin erkennen wij geene autoriteiten, en het doet bij ons niets af, of het een of ander stuk afkomstig is van iemand, die een zoogenaamden ‘naam’ heeft of niet; zeer dikwijls zelfs wordt men door zulk een ‘naam’ bedrogen, en toch zijn er nog velen, voor wie het ‘ille dixit!’ genoeg is en die zich gaarne met Jan Holland c.s. met de Tijdspiegel-bespiegelingen over onze overige tijdschriften vereenigen. Wij bemerken dat wij hier afdwalen en op het punt waren dien braven Jan Holland openlijk dank te zeggen voor den uitbundigen lof en de welgemeende bijvalsbetuigingen aan de meeste onzer Hollandsche tijdschriften ten deel gevallen, doch aangezien wij ons niet geregtigd en veel minder bevoegd (sic!) achten, tot zijn verheven troon te naderen, om hem uit aller naam onze hulde te brengen, zullen wij het liever aan anderen overlaten om eens een concept-adres van dank op te stellen, terwijl wij ons haasten tot ons onderwerp terug te keeren, beleefdelijk excuus verzoekende, voor deze kleine litterarische excursie. Het tweede stukje bevat de beschrijving en afbeelding der debuskoop, een werktuig dat beter dan de welbekende kaleidoskoop eene rijke hulpbron is of zal worden voor orna- | |
[pagina 215]
| |
mentwerkers en teekenaars, eene meening, die de vorige Redactie van het Zondagsblad (want het schijnt nog al eens van Redactie te veranderen!) o.i. zeer ten onregte, onlangs in twijfel trok. 't Kan zijn dat de beschrijving daarvan in dat blad minder duidelijk is, maar zoo als de heer A. Winkler Prins ze ons hier geeft, springt het verschil tusschen de beide werktuigen te duidelijk in het oog, dan dat wij aan den kijker van Debus niet den voorrang zouden geven. De volgende bijdragen zijn 1o eene zeer belangrijke, over de bereiding van bier in het algemeen en die van het Beijersche bier in het bijzonder, door Dr. B. Meijlink. De liefhebbers van bier en vooral van Beijersch bier ('t is tegenwoordig bijna schande iets anders te drinken dan een ‘glas Beijersch’), zullen zekerlijk zeer ingenomen zijn met dit stukje van den heer Meijlink, die zich zoo zeer beijvert om de wijze van bereiding van dezen geliefkoosden drank, op eene populairwetenschappelijke wijze bekend te maken. Van een geheel anderen aard is 2o het stukje van den heer J. Sasse, getiteld: ‘De gevaarlijke non.’ Schrik niet lezers, bij de gedachte aan eene vreeselijke en treurige vertelling uit het kloosterleven, want de gevaarlijke non, door den heer Sasse bedoeld, is niets meer dan een insect dat tot de nachtvlinders behoort en dat in de bosschen van Oost-Pruissen en aan de Russisch-Poolsche grenzen zulke enorme verwoestingen heeft aangerigt! Voor hen die belang stellen in dit gedeelte der natuurlijke geschiedenis, kan dit stukje van veel nut zijn. Verbranding, licht en warmte wordt 3o op eene zeer eenvoudige en behagelijke wijze door den heer Winkler Prins behandeld en ware het niet dat men van een tijdschrift als het Pract. Volksb. niet te veel ruimte voor één onderwerp mag vergen, wij zouden gewenscht hebben dit onderwerp wat uitvoeriger beschreven te zien. In de derde aflevering treffen wij weder eenige zeer interessante bijdragen aan, als 1o over eenige bijzonderheden over het rund, door T.C. Winkler; 2o eene levensbeschrijving van Leopold von Buch; 3o iets over de jongste vorderingen op het gebied der photographie, door Dr. B. Meijlink, dat wij ieder welopgevoed mensch, dien het niet alleen genoeg is, de wonderen van het scheppend genie te zien, maar ze ook te verstaan, ten zeerste ter beoefening aanbevelen. | |
[pagina 216]
| |
Vergif en vergiftiging is het laatste stukje dat ons in de derde afl. wordt aangeboden en 't welk wij met genoegen lazen, doch waarvan wij gaarne door den vertaler van dat gedeelte uit ‘Vogels Natuurstudiën’ eene kleine uitbreiding zouden toegevoegd zien, wat betreft de vergiftigingen uit het delfstoffelijk rijk en vooral die van lood, omdat men met dit metaal nog te dikwerf al te roekeloos en te onvoorzigtig omgaat. Overigens achten wij genoeg gezegd te hebben om dit volksboek uit den grond onzes harten aan het publiek aan te bevelen, daar het zooveel leerrijks, zooveel nuttigs en belangrijks bevat, dat men tot uitbreiding zijner kennis zich wel eene kleine opoffering tot het aanschaffen van zulk een volksboek zal willen getroosten, want mogen de wetenschappelijke werken, in ons land in het algemeen te hoog in prijs zijn, wat wij ten volle beamen, zulks kan toch in waarheid niet gezegd worden van de uitgaven van de heeren van Druten en Bleeker, en bij slot van rekening, gelooven wij, dat men door goedkoop en deugdelijk werk te leveren, betere zaken doet, dan met onverbiddelijk hooge prijzen en een klein debiet. Zulke uitgevers moesten er wat meer in ons landje bestaan! Jesse. |
|