‘Jezus' vreugde;’ en tot motto: Lukas X, 20a. ‘Te dier ure verheugde zich Jezus in den geest en zeide: Ik dank u, Vader, Heer des hemels en der aarde.’
De mensch zoekt vreugde, dorst naar vreugde: hij moet het doen, omdat hij kind is van den eeuwig zaligen God. Welk eene vreugde is de ware, die het meest met zijn aanleg, met zijn roeping, met zijn toekomst in overeenstemming is?
Zien wij op Hem, in wien het ideaal der menschheid is verwezenlijkt: van Hem geleerd, ook hoe wij ons te verblijden hebben.
De zeventigen zijn teruggekeerd van een proeftogt, waarop zij de nadering van het koningrijk Gods hebben aangekondigd. Niet voor doove ooren hebben zij gepredikt: Zelfs krachten hebben zij gedaan in 's Heeren naam, en de démonen zijn op hun woord geweken. Terwijl de Heer hun vreugde leidt en heiligt, hen leerende, niet in ijdel zelfbehagen over betoonde kracht, maar in dankbaar genot van hun geestelijk heil zich te verblijden, neemt Hij deel in hunne vreugde; ‘Hij verheugde zich in den geest.’
‘In den geest.’ Belangrijke wenk omtrent den aard zijner vreugde. Ze bestond niet in de voorbijgaande trilling der zenuwen; ze had haar zetel niet in de lagere vermogens, waarmede de mensch meer aan het dier verwant is: de begeerten werden niet geprikkeld, de lust niet gestreeld, de ijdelheid niet gekoesterd, zoo als wel bij die jongeren: niet het ligchaam, niet de ziel, maar de geest verheugde zich, dat hoogere bestanddeel van den mensch, die innerlijke, die ware mensch die aan God verwant is, smaakte een zalig genot. Innig was daarom de vreugde, en kalm daarbij; want menige afwisselende indruk, dien het ligchamelijk leven ontvangt en waarvan het zieleleven den invloed ondervindt, dringt niet door tot de kalme diepte van den geest...
Aan den aard dier vreugde beantwoordt haar stof: ze is edel. Christus verheugt zich, - omdat de schatten der aarde aan zijn voeten worden gelegd? Omdat koningrijken onder zijn schepter zich buigen? Neen, omdat een triomf over de zonde is behaald; omdat het rijk der waarheid is uitgebreid; omdat God is verheerlijkt, en menschen die in de duisternis gezeten waren, zijn bestraald met het licht uit