| |
Handboekje voor Letterzetters en Correctors, door een Letterzetter (C. Schook). Eerste Gedeelte, ook tot afzonderlijk gebruik ingerigt. Voor rekening van den schrijver. Te Rotterdam, bij van Meurs en Stufkens, 1854. In kl. 8vo., 96 blz. Prijs ƒ 0,75.
Handboekje voor Letterzetters, Boekdrukkers en Correctors, door C. Schook, letterzetter en boekdrukker. Tweede Gedeelte, ook tot afzonderlijk gebruik ingerigt. Voor rekening van den schrijver. Te Gorinchem, bij J. van Hoeve Jr., 1860. In kl. 8vo., 274 blz. Prijs ƒ 0,75.
Dat men er tegenwoordig op bedacht is, onder hen, die lust en ijver voor hun vak bezitten, nuttige kennis en wetenschap te verspreiden, waardoor vooral de beoefenaren der typographie zich loffelijk onderscheiden, bewijzen weder bovenstaande titels. Ook de heer Schook heeft er het zijne aan willen toebrengen, door de aanbieding van deze twee werkjes, waarvan de uitgave van het eerste geschiedde in 1854 en van het andere in 1860, waar tusschen dus een tijdsverloop ligt van zes jaren!
Het eerste deeltje begint met de algemeene regels der Nederduitsche taal in het kort op te geven, daar toch de letterzetter de grondbeginsels zijner taal moet kennen, als zijnde een eerste vereischte in hem. Wel is waar kan hij elk oogenblik dit boekje niet openslaan, om de regels op te
| |
| |
zoeken, daar hem dit te lastig zoude worden, maar het zal hem een goeden leiddraad wezen. In een taalboekje echter, wil het dien naam met regt dragen, moet er voor eene extra goede correctie zorggedragen worden, daar men dan op fouten let, die men in een boek over een ander onderwerp met stilzwijgen zoude voorbijgaan.
Zoo is op blz. 4 gezondigd tegen den eersten naamval enkelvoud en staat er: ‘Wanneer eenen korten klinker haar (de s) voorafgaat’ en, wanneer eenen korten klinker haar (de f) voorafgaat.’ Zoo heeft men nog enkele fouten die stuitend zijn, doch gelukkig niet vele. Op de algemeene regels der Nederduitsche taal laat de heer S. volgen: ‘Woorden, welke met een en twee klinkers moeten geschreven worden.’ Daarbij heeft de schrijver opgegeven, het verschil dat in de spelling der verschillende taalgeleerden bestaat, benevens het geslacht van het zelfstandig naamwoord, hetwelk den letterzetter wel te stade zal komen. Dan heeft men woorden, welke geschreven moeten worden met eene g, in onderscheiding van ch; die met g, ch en sch, en woorden, die minder in gebruik zijnde, alleen in sommige streken des lands verstaan worden. Vervolgens komen wij aan het Grieksche-, Hebreeuwsche- en Hoogduitsche alphabet, welke den zetters een groot nut zullen opleveren, daar tegenwoordig veel woorden uit die talen in boekwerken voorkomen; in het laatste alphabeth is eene kleine fout ingeslopen bij de R, die als K geschreven is.
Eindelijk komen wij aan de letterkasten, voorzeker voor den zetter een gewigtig onderwerp. Teregt zegt de heer S., dat op bijna alle zetterijen in ons vaderland verschillende letterkasten bestaan, maar, hoe nu er eene zamen te stellen die, om hare doelmatigheid, algemeen op de zetterijen ingevoerd wordt, daar het den letterzetter altijd moeijelijk valt, bij het veranderen van werkplaats, de letters te vinden, zoodat hij als het ware op nieuw de letterkast moet leeren, en het ongerief dat de tegenwoordige letterkasten veroorzaken, door het ver afliggen van die letters, welke men het meest noodig heeft.
Om tot dit tweeledig doel te geraken, heeft de heer B.W. van der Veen Cz., meesterknecht te Tiel, een plan van eene verbeterde letterkast ontworpen, dat in dien tijd (1852) de
| |
| |
typographische wereld bezig hield, maar nog al tegenstand vond, door de kosten aan deze verbeterde inlegging verbonden. De schrijver heeft een afdruk van die letterkast gegeven, met eenige juiste, beoordeelende aanmerkingen, en tevens een plan van eene verbeterde inlegging van onze tegenwoordige letterkast, naar het model van den heer van der Veen vervaardigd, doch met eenige kleine veranderingen, waarmede wij ons zeer goed kunnen vereenigen. Verder geeft de S. een afdruk van eene Fransch-Hollandsche letterkast van den heer Tramaux-Maleth, welke boven de gewone Hollandsche te verkiezen is; benevens een afdruk van een paar Grieksche en Hoogduitsche letterkasten, welke den letterzetter wel bevallen zullen, wegens hare doelmatigheid. Op de letterkasten volgen de Verkortingen, welke genomen zijn uit de meest voorkomende vreemde woorden, dat zeer nuttig is, en ten slotte: de waarde der letters, als Romeinsche getalmerken, hetwelk minder belangrijk voor den beoefenaar der typographie is te noemen.
Thans zijn wij genaderd tot het tweede deeltje van dit belangrijke Handboekje, hetwelk meer theoretisch is ingerigt en ook den boekdrukker menigen nuttigen wenk geeft. Hebben wij met bijzonder genoegen het eerste deeltje gelezen, het tweede stelde onze goede verwachting niet te leur. Niet alleen onze jeugdige beoefenaars der typographie, zullen in dit boekje een schat van onderrigting en wetenswaardigheden vinden, maar ook de meer ervarenen in het vak, zullen het niet onvoldaan ter zijde leggen.
Het tweede deeltje begint met eene Inleiding, waarin Schr. tracht te betogen, dat de typograaph zich met lust en liefde moet toeleggen op zijn vak, wil hij den naam van goed gezel met regt dragen, de voordeelen daaraan verbonden te verwerven en hem trotsch te doen zijn op den stand, dien hij in de maatschappij bekleedt.
Na de inleiding begint de heer S. met zijn eigenlijken arbeid en bespreekt de vereischten in een letterzetter, waarvan wel de eerste en grootste zal zijn de kennis der gronden van de Nederduitsche taal, en welke grondbeginsels reeds kort behandeld zijn in het eerste stukje van bovengenoemd Handboekje. Vervolgens behandelt hij het onderrigten der leergasten, waarin den jongen letterzetter de middelen aan
| |
| |
de hand gegeven worden tot het leeren der letterkast, de eerste sport van de ladder. Verder geeft Schr. eenige voorschriften bij het distribuëren en zetten der letters, welke de leergasten in acht te nemen hebben en waarin hun vele raadgevingen gegeven worden. Daarop gaat de heer S. in zijn Handboekje, voort met het maken van eenige aanmerkingen over het zetten in het algemeen; vooral doet hij opmerken het zetten van tabellen, hoofden en titels, dat voor den jeugdigen typograaph geene gemakkelijke zaak is, en bij de laatsten vooral goeden smaak, bij de keuze der letter enz. vordert; het slechte afbreken van woorden met eene divisie op het einde der regels, zooals: a-linea, a-dres, welke altijd een werk ontsieren en den jeugdigen beoefenaars vooral op het hart gedrukt wordt. - Wij hebben opgemerkt dat in het Handb. 2de ged., tot aan het Woordenlijstje, geene enkele divisie op het einde der regels is gebezigd. - Vervolgens wijst Schr. op het zetten van den haak, ten einde zuiver te kunnen uitvullen, waaraan veel netheid in het werk en veel moeite bij het drukken afhangt. Verder geeft de heer S. nog inlichting omtrent het opmaken van het zetsel tot pagina's, waarbij eene prima-tafel gevoegd is, opdat de zetter spoedig de signaturen en hoofdcijfers kunne weten, hetwelk hem zeer gemakkelijk zal zijn.
Thans gaat Schr. over tot het plaatsen der pagina's onder den bok, het formaatmaken en het inslaan, waarvan vooral voor het laatste, eenige bedrevenheid en ervaring wordt vereischt. Wel bestaan reeds vele formaatboekjes, en wordt dus niet in eene bepaalde behoefte voorzien, doch wij gelooven niet dat het overbodig zal zijn, ze nogmaals te herhalen. Nadat eerst verschillende wijzen van plaatsing onder den bok zijn beschreven, welke op de zetterijen in ons vaderland gebruikelijk zijn, geeft de heer S. eene menigte formaten op van 8vo tot 128vo, met bijvoeging van de wijze van vouwing voor elk formaat, hetwelk menigen typograaph kan te stade komen.
Ten laatste geeft Schr. voorschriften omtrent het corrigeren op de gelei en in den vorm, benevens de verschillende correctieteekens, met een voorbeeld.
Nu gaat Schr. over tot het drukken, waarbij hij eene beschrijving geeft van het maken van den legger, het onder- | |
| |
leggen, het maken van het register, de puncturen, het drukken in kleuren, het gouddrukken en het drukken met plaat- of bladgoud.
Vervolgens geeft de heer S. onderrigting bij het gieten der rollen, voorzeker de gewigtigste voorwerpen der drukkerij, en toont den invloed van de jaargetijden en temperatuur op dezelven aan. Daarna behandelt Schr. de gewone drukinkt en de zoogenaamde levendige kleuren, waarbij hij verschillende wijzen van bereiding opgeeft.
Wel zal de drukker veel nut kunnen trekken uit de bereiding der verschillende inktsoorten, doch wij hadden nog wel gewenscht dat de geachte Schr. gesproken had over de bereiding van den inkt, dien men voor de snelpersen gebruikt, daar deze tegenwoordig zoo algemeen ingevoerd worden.
Op het art. Drukken volgt eene alphabetische lijst van woorden en zaken, voorkomende en betrekking hebbende op de zetterij en drukkerij, waarin zetters en drukkers beiden vinden wat op hun vak betrekking heeft, zooals over: congrevischen druk, drukpersen, inkttafels, letterkasten, loog, natten, papier, puncturen, snelpersen, uitvullen, zegelregt enz. - Ook geeft de heer S. daarin eene lijst van boeken, welke bewijzen dat de boekdrukkunst in ons vaderland is uitgevonden, benevens korte levensbeschrijvingen van de mannen die bij de uitvinding der boekdrukkunst betrokken zijn: Coster, Guttenberg, Faust en Schöffer.
Ten slotte geeft Schr. eene verzameling van woorden, die, hoewel geene Nederlandsche, door iedereen dienen gekend te worden, ingerigt als Kramer's Woordentolk, waaruit er ook wel eenige schijnen overgenomen te zijn, althans wij vonden woorden wier uitlegging letterlijk met dezelfde woorden waren. Niet alleen voor letterzetters en boekdrukkers, maar ook voor diegenen, welke een ander vak uitoefenen, is deze verzameling zeer geschikt wegens hare bruikbaarheid. Den letterzetter zal het een groot gemak opleveren, bij het zetten der kopij van schrijvers, welke vele vreemde woorden gebruiken.
Wij durven den typographen en in het bijzonder den jongeren, gerust dit Handb. aanbevelen, wegens de doelmatigheid en de vele theoretische wenken die het bevat, daar wij ons overtuigd houden dat geen der lezers het onvoldaan ter zijde
| |
| |
zal leggen. Het tweede deeltje vooral onderscheidt zich door eene goede correctie en doet den corrector, den heer van Kuijk, alle eer aan. De typographische uitvoering is goed; de prijs van het eerste deeltje, in evenredigheid van het tweede, is wel wat hoog.
15 September 1860. |
|