De onpartijdigheid van den geschiedschrijver. Redevoering ter aanvaarding van het Hoogleeraarsambt aan de Hoogeschool van Leiden, den 1 Junij 1860, uitgesproken door Dr. R. Fruin. Te Amsterdam, bij J.H. Gebhard & Comp. 52 bl. Prijs ƒ 0,60.
Met deze inwijdingsrede nam de heer Fruin bezit van den, aan de Leidsche Hoogeschool nieuw opgerigten, afzonderlijken zetel voor de geschiedenis des vaderlands. Men weet, dat het professoraat dier wetenschap op dringend aanzoek van den Hoogleeraar de Vries, die daarin meer is te rade gegaan met de belangen der wetenschap dan met zijne eigene, is opgerigt, afgescheiden van dat der Nederlandsche taal- en letterkunde. Niemand, der zake eenigzins kundig, kan er zich over verwonderen, dat de echte man der wetenschap die afscheiding wenschelijk, ja noodzakelijk achtte. Trouwens, achter ons ligt de tijd, in welken de geschiedenis des vaderlands, vroeger geheel of zoo goed als geheel van het academisch onderwijs uitgesloten, als een aanhangsel aan dat in de vaderlandsche taal- en letterkunde is toegevoegd. De nieuwbenoemde Hoogleeraar begint dan ook met de vraag op te werpen en te beantwoorden, waaraan het zij toe te schrijven, dat gedurende den ganschen tijd der Republiek, zelfs aan 's lands eerste Hoogeschool, de vaderlandsche historie niet is onderwezen. Hij meent de reden daarvoor te vinden in de vrees, dat gebrek aan de noodige onpartijdigheid het onderwijs in die wetenschap zou doen ontaarden in een voertuig tot bevordering der partijschappen, die kanker der republieken, gelijk hij dat met de voorbeelden van Pestel en Kluit bevestigt. Alzoo komt hij op zijn onderwerp, bij welks behandeling hij op eene overtuigende en keurige wijze doet uitkomen, dat de onpartijdigheid van den geschiedschrijver niet bestaat in dat kleurlooze, waarbij die schrijver zijne over-